Judith (51) en haar 16 goede voornemens: ‘Wederom gemiste kansen’

-

Het jaar loopt op zijn einde: tijd voor Goede Voornemens. Dezelfde als altijd, of: toch maar niet…? Judith (51) maakt alvast de balans op met 16 gemiste kansen en gefnuikte ideeën aangaande zichzelf.

  1. ‘Ooit blink ik uit in een sport.’
    Het zou vanzelf op mijn pad komen: een sport die ik wél graag beoefende, zo graag dat ik volhield en er na verloop van tijd zelfs in uit zou blinken. Wie weet zelfs een teamsport. Of surfen. Of eh, bergbeklimmen? Joggen? Fitness? Skieën? Ahum. Het is er tot op heden niet van gekomen. Tien jaar lang reed ik meermalen per week paard, de enige sport die me ooit aansprak, ik had nota bene een eígen paard al die tijd, maar een goede ruiter? Nee, zelfs dat werd ik niet (wel vaardig genoeg: het paard en ik waren heel gelukkig samen!)
  2. ‘Er komt een dag dat ik me kan opmaken.’
    Al 51 jaar knoei ik met mascara, dag in, dag uit, behalve dan op dagen dat ik me helemaal niet opmaak. Nadat ik me heb opgemaakt, zit er standaard een zwarte streep op mijn neusbrug, of het gedeelte tussen mijn ogen en mijn wenkbrauwen is gestippeld van mijn nog niet droge wimpers -als ik dat wegveeg, is het alsof ik grijze oogschaduw draag. Standaard. Nooit eens niet. Lippenstift vlekt, oogschaduw klontert in de rimpels die ik intussen heb, parfum vind ik na een uurtje alweer stinken, zelfs dag- en nachtcrème opsmeren hangt me na twee dagen de keel uit.
  3. Eens heb ik lange nagels.’
    Heel soms lukt het me een tijdje: geen nagels bijten. Maar dan scheurt er een hoekje en rang, daar begin ik weer. Voor ik het weet zijn alle zorgvuldig gekoesterde witte randjes er weer helemaal af, vaak tot op het punt waar het pijn doet. Ringen draag ik niet, mijn afgekloven vingers hoeven niet nog meer op te vallen dan ze al doen.
  4. ‘Ik word een niet-roker.’
    Eens een roker, altijd een roker: dat blijkt gewoon de harde waarheid te zijn. Zelfs als ik gestopt ben, wat ik heus soms ben. Maar nog altijd niet altijd, tot op heden.
  5. ‘Er komt een dag dat mijn ondergoed bij elkaar past.’
    Vergeet het maar. ‘Setjes’ zijn niet aan mij besteed, het is al moeilijk genoeg om bij elkaar passende sokken te dragen. Doorgaans draag ik een vale onderbroek en een mooie beha, of andersom. Ik moet onder ogen zien dat ‘als het maar lekker zit’ de enige vol te houden regel aangaande lingerie is. Dan maar geen sexy stoeipoes.
  6. ‘Ik word nooit meer driftig.’
    Duizendmaal (minstens) nam ik het me voor: niet meteen gaan huilen, laat staan het op een schreeuwen zetten. Maar ja. ‘Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart,’ zei mijn moeder altijd, en wie weet is het wel zo gezond: ik maak van mijn hart geen moordkuil. Wat ik voel, komt eruit. Iets oppotten is voor mij niet weggelegd.
  7. ‘Ik word vegetariër.’
    Leuk geprobeerd, als je zoals ik geen kaas lust, en trouwens: ook geen bonen. Of je nog worst lust? Jazeker. Ik wel.
  8. ‘Ooit haal ik mijn rijbewijs.’
    Zeven rijlessen genoot ik in eenenvijftig jaar. In totaal. Toen haakte ik af, want ik had (zie punt 6) neigingen mijn instructeur te vermoorden. Die was gespecialiseerd in ‘beelddenkers’ en praatte alsof ik een debiel was. ‘Er is een hondje en dat heeft een mandje, maar ook wat kamertjes. Het loopt naar de kamertjes via gangetjes. Nee, het hondje kan niet dwars door de muur hè,’ sprak zij zalvend in haar aldoor herhaalde uitleg van de versnellingspook. Het werd zwart voor mijn ogen, terwijl ik tegen het ding ramde, midden op een druk kruispunt. Een andere instructeur zoeken deed ik niet, en nooit meer. Rijlessen zijn ook veel te duur, en ik red het al mijn hele leven zonder, dus… (ik heb overigens wel een brommerrijbewijs, behaald op mijn veertigste in een zaal gevuld met pubers.)
  9. ‘Ik stort me nooit meer halsoverkop in een verliefdheid.’
    Ha, ha, ha. Hoe zeer ik me ook voorneem kalm aan te doen, liever lever ik mezelf uit. Met huid en haar. Wie de diepe dalen mijdt, mist ook de hoge pieken, en: mensch, durf te leven. Van die dingen.
  10. ‘Als een vriendin me beledigt of kwetst, zeg ik er meteen iets van.’
    Integendeel. Nog steeds doe ik wat ik op de lagere school al deed: erover zeuren tegen een ander. Iemand die mij gelijk geeft en me over mijn bol aait. Waarna ik hersteld en verfrist de vriendschap met de kwetser voortzet, tot de volgende misplaatste opmerking. Dan herhaalt dit patroon zich. Tot in de eeuwigheid, amen.
  11. ‘Ik krijg een kapsel.’
    Gekrulde haren, gekrulde zinnen, zeiden de nonnen tegen mijn oma en kamden haar warrige krullen plat. Ik erfde haar haren, een wilde en meestal erg droge bos. Op mijn zestiende deed ik er een staartje in, op advies van mijn dierbare vader die zei dat ik een mooie hals had. Vijfendertig jaar later doe ik er nog steeds een staartje in. Of ik rol het tot een bolletje, wat voor een knot door moet gaan. Aan de kapper heb ik een hekel, liever knip ik er, staand voor de spiegel, zelf her en der een stuk vanaf. Föhnen, kammen, het verzorgen en onderhouden? Welnee.
  12. Ik doe elke dag buikspieroefeningen, zodat ik niet langer een buikje heb.’
    Geen koekjes eten, geen chips, geen worst: geloof je het zelf. Mijn leven lang al heb ik een buikje, enigszins gecompenseerd door het feit dat ik nauwelijks heupen heb en kleine billen. Het zou mooi zijn als ik een strakke, platte buik had, maar, zie ook punt 1, elke dag ruggelings op de grond liggen en me omhoog werken tot het pijn doet? Doei. Dan maar een buikje.
  13. ‘Ik onderhoud contacten met tantes, buren, buitenlui en verdwaalde kennissen.’
    Een kaartje sturen: dat is het hoogst haalbare. Af en toe. Heel af en toe. Liever dan een appje, want daarop kan contact volgen, en waar haal ik de tijd vandaan? Liefst zou ik niemand verwaarlozen, ik vind allerlei mensen zo aardig, maar ik schiet schromelijk tekort…
  14. ‘Ik denk voortaan niet meer dat ik schromelijk tekortschiet.’
    Tussen droom en daad, staan wetten in de weg. En praktische bezwaren, en weemoedigheid, die des avonds komt… inderdaad. ’s Nachts lig ik wel eens wakker, en kwel mezelf met een opsomming van wat ik allemaal heb nagelaten aan aardige gestes en vriendelijke gebaren. Kan ik echt niet meer doen, voor mijn medemens? ’s Nachts denk ik van wel, mezelf kwellend. ’s Ochtends blijkt standaard van niet.
  15. ‘Ik wind me niet meer op over mijn ex, over wat hij nalaat en in het verleden naliet.’
    Tja.
  16. ‘Ik stop met het maken van Goede Voornemens.’
    Deze moet lukken!

NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.

NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)

gifgif
Judith Eiselin
Judith Eiselin
Judith Eiselin (51) leest sinds ze lezen kan en schrijft daarover in NRC Handelsblad. Behalve journalist is ze schrijver, vooral van kinderboeken, marktkoopvrouw en gepassioneerd paddenstoelenzoeker. Zij heeft meer dieren dan strikt noodzakelijk, vier katten, twee konijnen en een bejaard paard, en twee mooie grote dochters.

RECENTE ARTIKELEN