Miriam haat E-bikes. Niet E-bikes an sich, maar mensen met een E-bike. Nee, mensen die fietsen op een E-bike. Dat stapt maar op zo’n fiets om vervolgens met dertig kilometer per uur over de weg te zoeven. Dat fietst rustig vijftig kilometer over provinciale wegen zonder een keer te stoppen om uit te puffen.
Nee, dan JP en ik. Als wij gaan fietsen doen wij dat gewoon ouderwets met het handje. De beentjes bedoel ik. Niks voorbereiding. Niks opgeladen accu. Niks vijftig kilometer zonder te hijgen. Niks picknickmandje. Neuj. Gewoon op zo’n ouderwetse fiets met piepende handremmen en een klein slagje in respectievelijk mijn voorwiel, zijn achterwiel.
Wat nou routebeschrijving op op het stuur? Gewoon: zullen we hier links afslaan? Zullen we hier rechts afslaan? Zullen we even stoppen? Heb jij wat te drinken meegenomen? Nee, geld dan? Ook niet? Weet jij hoe we terug moeten? Hier links toch? Hoezo ga jij naar rechts? Vind jij dit rulle zandpaadje een goed idee? Hoezo loopt die weg niet dood? Heb jij ook zo’n dorst? Nee, jij zou water meenemen. Waar leidt dit viaduct dan naartoe? Zeg het maar eerlijk: je bent verdwaald. Ja, ik ook maar ik reed achter je aan. Is dat niet de kerktoren van Bosschenhoofd? Van Nispen? Nee joh, zo ver zijn we toch nog niet. Hoezo rijd ik te hard? Wat zei je nou ik verstond je niet. Ja man, steek dan ook je hand uit. JP oppassen! E-bikes in aantocht.
JP, waarom ben je nou kwaad? Ik waarschuwde je toch? Kan ik er wat aan doen dat zij met een motortje harder fietsen. Fiets voor mij alsjeblieft. Nou zeg, niet zo hard. Volgens mij moeten wij hier rechtdoor. Kijk anders even op je telefoon. Hoezo, heb jij je telefoon niet bij je? Die van mij lag aan de oplader dat heb ik toch gezegd? Zullen we het anders even vragen? Nee joh die ANWB-paaltjes zijn hopeloos ouderwets. Pas op. Daar komen twee E-bikes van het viaduct afgefietst, onze kant op. Waarom gaat dat soort volk nou nooit achter elkaar fietsen en waarom moeten wij steeds de berm in?
Hoeveel kilometer denk jij dat wij gefietst hebben? Tien? Nee joh, zeker twintig. Hoezo moet jij nou lachen? Kijk voor je! Kijk dan een hele zwerm E-bikes met felgekleurde hesjes. Dat is voor de nep, vind ik. Dat is geen fietsen hè. Wij zijn nog echt aan het fietsen. Het valt op dat dit soort stelletjes niets tegen elkaar zegt tijdens het fietsen. Wij praten tenminste nog.
Wat zeg je? Ik versta je niet, zo zo, poeh poeh. Ik heb echt een Tom Dumoulinnetje in mijn benen vandaag. Nou, omdat dat best een hele klim was. Wat nou simpel fietsbruggetje. Ben helemaal verzuurd. Opletten. Twee paar E-bikes achter ons. Zag je dat? Ze hadden allevier dezelfde fietsen. Zijn geen echte fietsen hè. Dat zijn E-bikes. Eigenlijk een soort van dun, slap brommertje. Maar wel alle vier van hetzelfde merk en dezelfde kleur. Kregen vast korting. ‘Ja doe er maar vier’.
We zijn toch wel op de terugweg? Waarom zie ik dan de televisietoren van Roosendaal links voor me? Oh ja. Dat klopt wel. Zou die toren het nog … PAS OP E-bike. Zou die, ja hallo man doe eens normaal met je kutnepbrommertje. Nee, dat hoorde die man niet. E-bikers zijn over het algemeen vrij slechthorend want oud. Ik zeg: E-BIKERS ZIJN OVER HET ALGEMEEN VRIJ SLECHTHOREND WANT OUD.
Ja jezus, luister dan ook eens naar mij. Waarom zeg je niks? Waar komt die wind ineens vandaan? Ga liggen, wind. Nee, ik zei niks tegen jou. Volgens mij gaat het zo stormen. En regenen. Ik heb dorst. Weet je zeker dat wij zo goed rijden? Ja, ik zie de watertoren van Etten-Leur! We zijn er bijna. Hebben we thuis limonade koudstaan? Hé daar is die zwerm E-bikers. Ze zijn afgestapt. Met hun felgekleurde hesjes. En een routebeschrijving op het stuur. En een proviandmandje dat ze parmantig op de picknicktafel hebben neergezet met hun isotone drankjes ernaast.
Zo, we zijn er. Was leuk hè JP dat fietsen?
Lees ook: Meid, ga toch fietsen (en 14 andere tips om van de bank af te komen)s