Hoe haar moeder haar ook heeft gewaarschuwd, hoe hard ze ook werkt, Miriam (50) heeft nog altijd geen eigen huis, geen geld, geen pensioen, geen rijke man. Wat ze wel heeft: doorzettingsvermogen.
In 2007 trok mijn moeder aan de bel. “Miriam, je bent nu 39. Wordt het niet eens tijd iets op te gaan bouwen? Voor je het weet ben je vijftig en heb je nog steeds niets. Sterker nog: voor je het weet ga je met pensioen en tegen de tijd stelt de AOW geen zak meer voor.” Ik haalde mijn schouders op. Vijftig. Dat duurde nog elf jaar. Ik had nog 28 jaar tot mijn pensioen. Waar had ze het over.
Ik lachte ma’s bezorgdheid weg. Tegen de tijd dat ik vijftig zou zijn, zou ik mijn shit heus wel op orde hebben. Dan had ik allang een eigen huis en mijn spaargeld keurig geïnvesteerd in rendabele fondsen. Niet dat ik een plan van aanpak had. Of enig idee hoe ik dat allemaal moest gaan realiseren. Het was pure zorgeloosheid: het kwam immers al 38 jaar goed met mij. Ik was het kind dat ooit in een struikgewas drie gulden vijftig vond. En dat geld overhandigde aan haar ouders die in de financiële problemen zaten, met de woorden: “Nu komt alles goed.”
Ik had nooit enig benul van geld. Ook niet toen ik als zestienjarige serveerster elk weekend 45 gulden verdiende. Toen ik ontslagen werd, haalde ik mijn schouders op. Het weekend daarop had ik al een andere baan als verkoopster in een herenkledingzaak. Ik kan nog steeds in een oogopslag zien welke boordmaat een man heeft. Elke vakantie werkte ik meer dan veertig uur. Aan het einde van al die vakanties was het geld op. Geen idee waaraan. Kocht ik een brommer? Nam ik rijlessen? Liep ik rond in de nieuwste mode? Ging ik elke avond stappen? Niet dat ik mij kan herinneren.
De enige tijd dat ik waarde hechtte aan een koophuis, twee auto’s voor de deur, dure kleren en prijzige vakanties, waren de jaren dat mijn kinderen jong waren. Zo tussen je dertigste en je veertigste wil je bepaalde dingen in je leven bereiken. Dat hoort bij wie je denkt te zijn. Het perfecte plaatje. Mijn ex en ik kochten een vrijstaand huis aan het water in een Vinex wijk. Er kwamen twee auto’s. Een dikke Lexus voor meneer. Een boodschappenkarretje voor mevrouw. Hij werkte fulltime en harkte de ene bonus na de andere binnen. Ik had zo’n rijke-wijven-bijbaantje: twee dagen in de week en af en toe een koopzondag werkte ik in een kledingzaak.
We hadden de afspraak dat hij aan zijn carrière zou werken en ik voor de kinderen zou zorgen. We zouden samen oud worden en later genieten van het door hem opgebouwde pensioen. Het liefst in het buitenland natuurlijk. Op onze veranda een grote tafel met kinderen en kleinkinderen. Dat liep anders. Er ontstonden ergernissen en verwijten. Er kwam, hoe verrassend, een eind aan onze relatie. Dat was in 2005. Ik schreef inmiddels een column in een krant en vrouwenblad. Teksten voor websites en persberichten voor de gemeente. Eigenlijk was ik best succesvol.
Toen wij uit elkaar gingen en ons huis te koop zetten, wachtte mij echter een bittere pil. Mijn naam bleek wel op de hypotheekakte te staan, maar niet op de eigendomsakte. Ik hoefde dus niet te worden uitgekocht door mijn ex en ik had ook geen recht op de helft van de overwaarde van het huis. Ook niet op partneralimentatie of een deel van zijn pensioen. Die partneralimentatie zou mij worst wezen, maar ik kon ook fluiten naar kinderalimentatie. Mijn ex zette zijn hakken in het zand en gunde mij niets. Dat hij carrière had kunnen maken omdat ik mijzelf op een zijspoor had gezet deed daar niets aan af. Wij hadden namelijk niets vast laten leggen. Geen samenlevingscontract. Geen partnerregistratie. Niets. Daar stond ik. Op straat. Met alleen wat kleren in vuilniszakken, een paar fotoalbums en een suikerpotje. Mijn enige inkomen was wat ik als zzp’er verdiende. Net genoeg om van te leven. Geen spaargeld, geen huis. Het enige dat ik had was mijn zelfrespect. Ook dit zou ik wel overleven.
Naast tekstschrijver werd ik accountmanager bij een uitgeverij. Ik huurde een leuk appartement in de binnenstad, scharrelde her en der meubels bij elkaar en kreeg veel hulp van vrienden. Het zou wel goed komen. “Miriam, je bent nu 38. Wordt het niet eens tijd iets op te gaan bouwen?” Hallo mam, mag ik eerst even op adem komen?
En toen kwam de crisis. De uitgeverij werd overgenomen en mijn baan kwam te vervallen. Opdrachtgevers belden niet meer. Het werd op alle fronten stiller. Ik leerde van niets iets te maken. Zo te rijden dat ik zo min mogelijk benzine verbruikte. Met een knorrende maag naar bed gaan. Smoesjes verzinnen om niet naar verjaardagen te hoeven. Ik had amper geld om van te leven, ik kon echt geen cadeaus kopen. Het huis dat mijn ex en ik ooit kochten, raakte hij aan de straatstenen niet kwijt. Mijn naam was gelukkig al van de hypotheekakte afgehaald. Het voelde als zoete wraak dat ook hij financieel in de problemen raakte.
Jarenlang leefde ik extreem zuinig. Elke cent die ik verdiende werd gericht uitgegeven. Uiteindelijk viel elke werkgever om vanwege de crisis. Wat zou ik graag willen schrijven dat ik nooit opgaf, maar dat is onzin. Ik heb vaak op mijn bed bleef liggen jammeren. Ontelbare keren. Niet alleen vanwege de financiële zorgen, maar vooral omdat ik was moegestreden. Jarenlang juridisch getouwtrek met mijn ex, eeuwig geldgebrek, het liet zijn sporen na. Nu denk ik: ik ben te goed van vertrouwen geweest. Ik had van hem moeten eisen dat alles op papier werd gezet toen wegingen samenwonen. Het heeft mijn vertrouwen in de mensheid geen goed gedaan. Het heeft vooral het vertrouwen in mijzelf geen goed gedaan.
Wat mij elke keer weer overeind hield, waren mijn vrienden. En mijn moeder. Zij waren het die mij moed inspraken. Mij de hoop gaven dat alles goed zou komen. Ik zou net als de kleine Miriam drie gulden vijftig vinden in het struikgewas.
En toen kreeg ik een arbeidsconflict met mijn laatste werkgever. Ik stond op straat. Letterlijk. In mijn wanhoop plaatste ik een berichtje op Facebook. Mijn vriendje van de middelbare school reageerde. Ik ging bij hem eten en hij stelde voor dat mijn zoon en ik bij hem kwamen wonen tot ik er weer een beetje bovenop was gekomen. Hijzelf zat op dat moment al een jaar in de schuldsanering – ook hij was getroffen door de crisis. Financieel kon ik niets van hem verwachten. Het was de eerste keer sinds lange tijd dat ik mij gelijkwaardig voelde in een relatie. Hij had niets. Ik had niets. Samen bleken wij de wereld aan te kunnen.
Eind januari 2018 zijn we verhuisd. Naar een huis dat een vriend voor ons kocht en dat we helemaal naar onze eigen smaak mochten verbouwen. We huren het met een optie tot koop. Mijn vriend heeft de afgelopen jaren keihard gewerkt en een eigen bedrijf gestart. Op schrijfgebied heb ik het leuker dan ooit.
Bouw ik pensioen op? Nog niet. Heb ik spaargeld? Bijna. Een hypotheek? Vraag dat nog maar eens over pakweg drie jaar. Heb ik iets geregeld? Ja, een samenlevingscontract en een testament. Is mijn moeder nog steeds bezorgd over mijn toekomst? Ja. Het blijft wel een moeder hè. Lig ik nog weleens met een knorrende maag in bed? Ha, ik ben in een paar jaar twintig kilo aangekomen. Ben ik gelukkig? Nou en of.
Als je je in mijn verhaal herkent, ik heb drie tips. Leef zuinig. Kijk niet om in wrok. Koester je moeder en vrienden. Zij zijn de drie gulden vijftig die je in moeilijke tijden in het struikgewas zult vinden.
Lees ook: ‘Mijn man is met pensioen en ik vind het vreselijk’
Pssstt… Wist je dat we ook een tijdschrift hebben? Neem een abonnement of koop een los nummer om te kijken wat je ervan vindt.