Els is doodsbang voor haar bejaarde buurvrouw. En ligt wakker van de gedachte dat ze voor haar moet zorgen nu hulpbehoevende ouderen steeds langer thuis moeten blijven wonen.
Mevrouw Bruinsma is helemaal niet aardig. Toen ik in de flat kwam wonen, heb ik keurig bij haar aangebeld om me voor te stellen. Toen ze eindelijk haar voordeur opende, keek ik in twee priemende ogen. De buurvrouw knikte minzaam als begroeting en zei geen woord. “Ik wilde u vragen of u misschien zin hebt in een kopje thee. Ik heb appeltaart gebakken en het lijkt me leuk kennis te maken”, zei ik. Er volgde een lange stilte.
Mevrouw Bruinsma tilde haar stok op. Heel even vreesde ik dat ze me ermee wilde slaan. “Daar heb ik geen enkele behoefte aan”, zei ze. Ze sprak heel bekakt, een beetje als prinses Beatrix. Ik deinsde verschrikt terug. Mevrouw Bruinsma sloot kordaat de deur. Daar stond ik met mijn goeie gedrag.
En voor deze dame moet ik dus gaan zorgen, als het aan de regering ligt. De andere buren zijn twee yuppen die nooit een avond thuis zijn. Die missen geen concert, film, festival of dance-event. Ik kan me niet voorstellen dat zij de billen van mevrouw Bruinsma een wasbeurt zullen geven als op een dag de nood aan de man komt. Dat betekent dat de zorg op mij zal neerkomen. Aan m’n hoela, ik zie me al de kamer van mevrouw Bruinsma stofzuigen, terwijl ze met haar stok misprijzend de plekjes aanwijst die ik oversla. Of nog erger – dat ik mevrouw Bruinsma ’s ochtends uit haar pyjama moet helpen.
Vanochtend stond ik in de hal van ons appartementencomplex om de post op te pikken. Ik ving een gesprek op tussen twee vrouwen die mevrouw Bruinsma regelmatig helpen. Ze stonden voor de liftdeuren en ik kon het gesprek woord voor woord volgen. De twee klaagden steen en been. Ik hoorde dat mijn buurvrouw altijd iets aan te merken heeft op de verrichte hand- en spandiensten. De dames moeten afwassen volgens de precieze instructies van mevrouw Bruinsma. Ze praten te hard en stoffen niet goed. Mevrouw Bruinsma telt de bonnetjes van gedane boodschappen minutieus na en er kan nooit een bedankje af.
“Als dat zo blijft, stop ik ermee”, verzuchte vriendin 1. “Ik ook meid”, zei vriendin 2. “Ze is mijn eigen tante en ik doe het omdat ik me verplicht voel, maar zo hoeft het niet langer.” Ik wilde op mijn knieën vallen en smeken: “Geef alsjeblieft niet op! Want dan komt het op mij neer! En ik ben bang voor haar!” Dat durfde ik natuurlijk niet. Ik bestudeerde zogenaamd geïnteresseerd een brief van de Leprastichting en bad dat het nooit zover zou komen (niet lepra, ik bedoel boze buurvrouw).
Lees ook: 39 dingen die Jan zijn spirituele buurvrouw niet durft te vragen