Debbie: ‘Ineens ben ik een crazy cat lady, maar is dat zo erg?’

-

De voorspelling van Debbie’s vriendin is uitgekomen: ze is een crazy cat lady. Hoewel, is dat eigenlijk zo erg? 

‘Pas op! Twee katten is nog toelaatbaar, vanaf drie zit je in de gevarenzone!’ Een meestentijds wijze, oudere vriendin waarschuwde me, jaren geleden al. Ik overwoog destijds een derde kat te nemen. Ik wuifde haar zorgen weg. Ik houd gewoon van dieren, zei ik schouderophalend, en vooral van katten. Met opgetrokken wenkbrauwen keek ze me aan. ‘Je wordt een zonderling eng kattenvrouwtje als je niet uitkijkt.’ Tja. Dat gevaar lag inderdaad op de loer.

Katje Bert

Mijn allereerste eigen kat kwam toen ik toch al aan huis gekluisterd was, ik had op dat moment, bijna vijfentwintig jaar geleden, een baby en een peuter. Hij heette Bert. Bert wilde altijd met me naar bed. ’s Ochtends en ‘s avonds kwam hij op me liggen. Dat was altijd bevredigend, eentonig werd het nooit, kom er maar eens om bij een man. Bert was de liefde van mijn leven, achteraf bezien. Goed, hij was niet heel snugger, zijn conversatie was wat beperkt en hij had het postuur van een taxichauffeur, met bijpassende snor. Maar als ik weg ging, keek hij me spijtig na. Als ik terugkwam, was hij dolblij me te zien. Nee, trouwer en toegewijder dan Bert vind je ze niet. Tot de dood ons scheidt: Bert meende dat volkomen serieus. Jammer wel dat hij een kat was, en geen man.

‘Mijn wonden lik ik niet alleen’

Een man had ik tot voor kort ook wel, maar dat was een heel ander type, al weet ik dat pas sinds kort. Hij ging na dik vijfentwintig jaar een nachtje de hort op – niet voor het eerst, maar ditmaal kwam hij niet meer terug. Bij een kat zou je direct met een rol plakband de deur uitrennen om overal briefjes met zijn foto op te hangen. Maar in het geval van een man is dat geen optie; ik kon hem hoogstens teksten als ‘waar slaat dit op’ en ‘doe normaal’ achterna appen. Dit probeer ik nu al een maand of vijf, en het helpt geen zier. Meer dan de helft van mijn leven waren we samen. En nu lik ik mijn wonden. Alleen.

Of alleen? Prieuw, prieuw klinkt het achter de deur, en daar komt kleine Miep binnen wandelen. Ze gooit zich op haar rug op het kleed en kijkt me aan met haar kogelronde gele oogjes. Net nog dacht ik me nooit meer te kunnen bewegen van wroeging en verdriet, maar nu veer ik overeind. Ik hurk bij haar neer om haar zwarte vachtje te aaien. Mijn andere kat, een rode, komt me ook kopjes geven. En hé, daar is ook mijn ándere andere kat, een slanke schreeuwlelijk met streepjes, Keetje genaamd. Ik durf het haast niet te zeggen, maar ik heb zelfs nog een vierde kat, de enige van een officieel ras. De Maine Coon Frits is de meest eenkennige en vreemde van allemaal. Hij houdt van Aziatisch eten en van chips. Ik mag hem alleen aaien op een bepaald stoeltje in de badkamer. Af en toe.

‘Er waren ooit acht katten’

Vier katten dus. Eigenlijk valt dat nog mee: een gelukzalige tijd lang had ik er zelfs acht. Miepje (kat drie) was krols, een paar jaar terug. De twee sullige heren die met haar samenwoonden, richtten door een ingreep van de dierenarts niets meer uit, maar onbesneden katers van heinde en verre verdrongen zich op de stoep. Een cyper en een zwarte vochten zich door het kattenluikje naar binnen. En zo werd kleine Miep binnen de kortste keren dikker en dikker.

Op de dag van de bevalling week ik niet van haar zijde, we zaten samen onder een tafeltje op zolder, naast de wasmachine. Ik herkende alles, haar toegeknepen ogen, haar angstige geblaas, de trekkingen in haar bolle buik en vooral de geur, van mijn eigen bevallingen. Miep liet me al barend geen moment van haar zijde wijken, toen ik naar de wc beneden moest, kwam ze me achterna met een half nat katje uit haar achterste bungelend. Dus plaste ik verder maar gehurkt in een lege wasmiddeldoos en hield de wacht. Na elk katje kwam er een placenta, die ik in een sok van mijn toen nog man stopte, waarna ik de sok dichtknoopte. Mijn man droeg bespottelijk dure sokken.

Na acht lange uren had Miepje maar liefst vijf dochters, twee cyperse en drie zwart-witte. Overal waar ik keek was kat, wat was dat heerlijk. Tien weken later mocht de eerstgeborene, Keetje, blijven. Voor haar zusjes vond ik onderdak elders.

Kattenmannetje

Frits, Kerel, Miep, Keetje en ik, wij zijn nu dus over. Ik hang op de bank en tracht de krant te lezen langs de dikke rode kont van Kerel. Met mijn hoofd schuin kan ik ternauwernood een stukje lezen. Het gaat over een man die alleen stierf. Zijn lijk werd weken later pas gevonden, aangevreten door zijn geliefde kat Poekie…

Ik schiet van schrik rechtop. Kerel kukelt met een schreeuw van mijn schoot – ik gooi normaal, wat er ook gebeurt, nooit een kat van mijn schoot. Miep, staartje netjes rond de pootjes, knipoogt naar me vanaf de drempel. Ze heeft me door, zoals altijd, we hebben een speciale band sinds die bevalling. Ik, al jaren gestopt met roken, wil een sigaret. Er ligt er nog een, naast de kattensnoepjes, een reliek uit het verleden, geheel verdroogd…

Net als ik. Ik zie mezelf voorbij stiefelen in de hoge spiegel, op mijn pantoffels. De voorspelling van mijn vriendin is uitgekomen! Nu pas dringt de harde waarheid tot me door. Ik ben alleen, mijn haar, inclusief grijze uitgroei, zit vol klitten, ik draag een vale rok met vlekken, ik zit onder het kattenhaar, heb nergens meer geld voor sinds de scheiding, behalve voor kattenvoer natuurlijk, en, het ergste van al, ik praat op flemende toon tegen de poezen.

Crazy cat lady?

Niet soms, maar steeds. Aldoor. Ik bén de baas van Poekie. Ik ben een zonderling kattenvrouwtje. Nu een heks, straks kattenvoer. Zie ik daar een baardhaar op mijn kin? Waar komt het cliché van de ‘crazy cat lady’ eigenlijk vandaan, vraag ik me al rokend af. Waarom geldt een alleenstaande vrouw van middelbare leeftijd met katten als eng? Dit vraagt om nader onderzoek. Op de tentoonstelling POES, tot 16 januari in het Belgische Yper te bezoeken in het museum aldaar, valt er meer over aan de weet te komen.

Katten, vooral zwarte zoals Miep, gelden in Europa van oudsher als symbool voor de vrouwelijke seksualiteit -voor losbandigheid. In de Bijbel komt nota bene geen kat voor. Toch stelde paus Gregorius IX in 1232 dat de kat een incarnatie van het kwaad was. Toen is het begonnen, en hoe. Tijdens de heksenjachten werden niet alleen de vrouwen, maar ook hun katten zonder pardon op de brandstapel gegooid. Dan eindig ik nog liever als kattenvoer…

Vrouwen en katten: geen kruid tegen gewassen

De associatie tussen vrouw en kat bleef sinds de Middeleeuwen onverminderd negatief. In 1865 werd op een Parijse salon het schilderij Olympia van Edouard Manet tentoongesteld, wat een gigantische rel veroorzaakte. De naakte vrouw op het doek kijkt de toeschouwer recht aan, haar blik open en onbevreesd. Vlakbij haar kruis zit, jawel, een kat. Niet toevallig. In allerlei Indo Europese talen is ‘poes’ een ander woord voor kut. Poesje, pussy, muschi, chatte… Een pot nat, vrouwen en katten: geen kruid tegen gewassen.

Eigenlijk is dat ook maar het beste. Zou ik zonder katten kunnen? Welnee. Kan ik zonder man? Jazeker, weet ik inmiddels. De mens gaat op zijn huisdier lijken, zegt men, en vice versa. De katten zijn het kattenvrouwtje; het kattenvrouwtje is haar katten. Hoe zeer we ook verwilderen, van hoe hoog we ook vallen: we komen op onze pootjes terecht. Mens, durf te spinnen. Ik denk dat ik er gewoon nog een kat bij ga nemen.

NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.
NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)

gifgif
Monica Oliveira
Monica Oliveira
Monica Oliviera interviewt vrouwen voor Saar Magazine. Ze is 51, getrouwd en woont in Twente. Haar drie kinderen zijn min of meer de deur uit - behalve rond etenstijd.

RECENTE ARTIKELEN