Toen Anne-Marie op de middelbare school aan de conrector vertelde dat een leraar zijn handen niet kon thuishouden, kreeg ze de wind van voren. ‘Onzin, meidengeklets, een haatcampagne!’
Begin jaren tachtig had ik een leraar die aan mijn vriendinnen zat. Arm in hun nek, aaien over hun hoofd, tegen ze aanhangen als hij iets uitlegde, in hun zij knijpen, kietelen – dat werk. Quasi onschuldig en hij had zo zijn voorkeuren. Van mij bleef hij af: ‘Ik val meer op een beetje mollig.’
We hadden het er vaak over dat hij zo handtastelijk was. Een enkeling was gevleid, de meesten vonden het vreselijk. Voor sommigen derdeklassers was het een reden zijn vak te laten vallen. We spraken er onderling schande van, maar daar bleef het bij.
Tot de dag dat de leraar (ik noem hem H) mij de klas uitstuurde. Ik moest me melden bij de conrector. Hij begreep mijn vervelende gedrag niet, ik was altijd zo braaf. Het was alsof hij iets rook. H werd erbij gehaald. Samen zaten ze tegenover me, hun voeten op de tafel tussen ons in. Ze drongen aan: wat was er aan de hand? Waarom klierden mijn vriendinnen en ik zo bij Latijn? Had ik soms iets tegen H?
Met horten en stoten kwam het eruit, wat ik had gezien en gehoord, wat we ervan vonden. Ze stoven allebei omhoog. H keek verslagen, de conrector spuugde van woede. Hoe haalde ik het in mijn hersens? Wilde ik deze geweldige docent die al jaren naar tevredenheid les gaf, soms kapotmaken? Wist ik wel wat ik zei? Was ik opgejut door andere meiden? Het was onzin, meidengeklets, een haatcampagne. Toen ik eindelijk weg mocht, was ik totaal overstuur.
De volgende ochtend kwam de lerares Nederlands bij ons in de klas. Zij vertelde op ernstige toon dat er een vervelend gerucht rondging over H. Dat was heel erg voor H, want zo was hij natuurlijk helemaal niet. Er mocht nooit meer zo over hem gepraat worden, anders zouden de gevolgen groot zijn. Iedereen was muisstil. De jongens wisten überhaupt niet waarover het ging, de meisjes konden het raden. Ik vertelde na de les dat ik degene was die het verteld had. Ze zeiden niet veel, een paar meisjes vergoeilijkten: ‘Het valt allemaal toch wel mee?’
Het was een harde les. Je kunt het allemaal ergens over eens zijn, maar als je je mond opentrekt kom je er alleen voor te staan. Het zou heel lang duren voor ik ook maar in de buurt van een te luiden klok durfde te komen.
Maar de leraar stopte wel. H raakte op school nooit meer een leerling aan.
Lees ook: #MeToo – Mijnheer, kan dat ding terug in uw broek?