Het is eigenlijk not done, bekennen dat je een lievelingskind hebt. Hoewel het logisch is dat je met het ene kind misschien meer hebt dan met het andere, is het taboe om eerlijk te zeggen dat je de een leuker vindt dan de ander. Toch is het voor Christa (58) de realiteit: “Ik vind mijn dochter leuker dan mijn zoon.”
“Mijn dochter is een 36-jarige, intelligente vrouw. Ze heeft twee kinderen, een knappe man, is getrouwd en heeft een koophuis. Ze werkt als manager bij een grote keten en verdient goed. Mijn zoon (30) doet zijn best: hij heeft een vriendin, ook een koopwoning en werkt als automonteur. Nu is het niet zo dat ik mijn ene kind leuker vind dan het andere vanwege het werk of wat ze bereikt hebben in het leven, maar wel vanwege de mentaliteit. Zij haalt alles uit het leven, hij is ‘gewoon tevreden’.
‘Het is niet zo interessant’
Laat ik vooropstellen: ik houd van mijn beide kinderen. Zowel mijn zoon als dochter zijn lieverds en hebben het beste met mij voor. Maar ik vind mijn dochter gewoon veel leuker. Ze is slimmer, gevatter, socialer en met haar kan ik echt een goed gesprek voeren. Bij mijn zoon loopt het een beetje moeizamer. Ik moet vaak veel vertellen, hij houdt zijn mond en gaat nergens echt op in. En eerlijk gezegd is als ‘ie wel wat zegt, het vaak nogal ondoordacht of niet zo interessant. Ik weet dat het niet aardig is om dit te zeggen, maar het is wel zo.
Hij is niet zo sprankelend
Zijn vriendin is aardig, maar ook niet heel sprankelend. Ze zijn sowieso niet zo sprankelend samen: zitten vaak gewoon thuis op de bank en houden van simpele dingen. Mijn dochter en haar man hebben een avontuurlijk leven: ze reizen de hele wereld over, zelfs met twee kinderen. Soms vind ik het lastig: ligt het misschien aan mij? Toon ik meer interesse in mijn dochter dan in mijn zoon? Zie ik haar als ‘de volwassene’ en hem nog steeds als het kind? Maar dat is het niet. Mijn dochter lijkt gewoon meer op hoe ik in het leven sta, denk ik.
Het verschil in mentaliteit
Als ik verder terugkijk naar hun jeugd, was het verschil in mentaliteit al duidelijk. We wilden heel graag een tweede kind, omdat de eerste zo leuk was, maar de tweede was gewoon minder leuk. Mijn dochter was een vrolijk, avontuurlijk kind. Ze wilde spelen, trad op de voorgrond en had veel vriendjes en vriendinnetjes. Mijn zoon was het liefst thuis. Alleen met zijn autootjes en als ik wegging hing hij aan mijn benen. Bovendien huilde en jammerde hij veel.
‘Ik ben toch niet de enige?’
Is dit aardig? Nee, en dat weet ik heus wel. Ik probeer het ook niet te laten merken aan mijn kinderen. Maar ik weet honderd procent zeker dat ik niet de enige ben die dit zo ervaart. Het is toch ook niet zo gek? En ik zeg dus níet dat ik meer van de een houd dan van de ander, maar wel dat ik de een leuker vind dan de ander. Maakt dat mij een slechte ouder? Dat denk ik ook niet. Ik doe alles voor mijn kinderen, zowel voor mijn zoon als mijn dochter. Ze krijgen evenveel en ik verdeel mijn tijd en aandacht netjes, dus ik denk niet dat een van de twee het door heeft. En dan nog: is het echt zo gek dat je de een leuker vindt dan de ander?”