Miriam ontdekt dat ze tegen wil en dank een bril moet gaan dragen

-

Wij verdenken Miriam er stiekem van dat haar bril voornamelijk zal gaan gebruiken als leuk voorwerp dat je op kunt bergen in een felgekleurde brillenkoker die ze in haar handtas kan bewaren, maar wij geven haar het voordeel van de twijfel.

Het werd blijkbaar tijd voor een bril. Een echte bril. Geen hop -on/hop-off leesbril maar een serieus ding met op maat geslepen glazen. Het rare van een bril nodig hebben is dat je daar zelf eigenlijk niets van mee krijgt. Het zijn anderen die je erop wijzen. Deelnemers in het verkeer bijvoorbeeld. Als je ineens beseft dat dat claxonneren, evenals die wijsvingers die in het voorbijgaan driftig tegen voorhoofden worden getikt, toch echt voor jou bedoeld zijn. Vreemden die je verbaasd nastaren als je hen zojuist vol overgave hebt begroet. Of nog erger? Bekenden die jou ineens betichten van arrogant gedrag omdat je hen niet opmerkte. Dan weet je? Het wordt tijd voor een bril.

Ik liet mijn ogen opmeten bij een opticien en ik bleek volgens die man inderdaad een beetje ‘minder goed’ te zien. Dat klonk mij in de oren alsof ik nog steeds geen bril nodig had op mijn éénenvijftigste, totdat hij met omgekeerde bewijslast aankwam. ‘Mevrouw? Minder goed betekent in feite een beetje slecht. U heeft een bril nodig’.

Dat klonk ineens heel bedreigend. Heel angstaanjagend. Maar vooral confronterend. Iets met: een feestje dat nog in volle gang is maar waarvan de wijn dan toch op raakt terwijl er net zo’n blij ei in mijn oor schreeuwt dat alle glazen altijd halfvol zijn. Die laatste zin mensen? Dat is beeldspraak hè? Ik ben dat feestje dat nog volop in gang is en ineens de harde waarheid onder ogen moet zien. De wijn is op. Ik had een bril nodig. Ik had een bril nodig voor ik vreemden af zou gaan lebberen en vrienden buiten de deur zou gaan zetten.

Er werd een kek brilletje uitgekozen. Nee dat lieg ik. Zo’n opvallend frivool exemplaar bewaar ik voor later als ik daar oud genoeg voor ben en het mij geen kut meer kan schelen hoe ik eruit zie. Voor nu werd het onopvallend ingetogen brilletje. Ik vulde wat formuliertjes in en verliet het winkelpand.

Twee weken later kreeg ik het bericht dat mijn bril kon worden afgehaald. Mijn allereerste echte onopvallende bril. Ik kreeg hem aangereikt, zette hem halverwege op mijn neus zoals ik dat doe met mijn leesbril, waarop de verkoopster naar voren leunde en met één klein gemanicuurd vingertje mijn brilletje iets verder omhoog duwde. Ineens staarde ik naar de binnenkant van twee glazen en besefte ik dat ik er doorheen moest kijken in plaats van ertegenaan. Dat vond ik lastig. ‘En ziet u het verschil?’ vroeg de winkelmedewerkster. Ik zag totaal geen verschil. Ik bevond mij nog steeds tegenover een brillenverkoopster aan een tafeltje.

‘Loopt u anders maar even naar buiten’ stelde ze voor. Eenmaal buiten gekomen overwoog ik even om heel hard weg te rennen met dat brilletje op mijn neus maar besefte al snel dat 1.) Al mijn adresgegevens bekend waren en 2.) dat ik dat brilletje al betaald had. Ik keek naar links. En ik keek naar rechts. Ik zag mensen lopen maar zag niet of het bekenden waren dus nam ik het zekere voor het onzekere en zwaaide niet naar hen. Zag ik het beter? Ik kon daar geen antwoord op geven.

‘Pakt u deze maar in’ verzocht ik bij binnenkomst. Dat vond de verkoopster blijkbaar een raar verzoek. Zet u hem niet op dan? Ik voelde mijzelf betrapt. Het voelde alsof ik na eenenvijftig jaar een handeling zou gaan plegen waardoor iedereen mij uit zou gaan lachen. ‘Ha ha Miriam met haar nepbril. Dacht je dat wij dat onopvallende exemplaar niet op zouden gaan merken, nepslechtziende die je er bent!’. ‘Neuj’ antwoordde ik zo brillendraagervaringsdeskundig als ik maar kon. ‘Ik bewaar deze voor tijdens het autorijden’. Dat klonk tenminste legaal. Dat klonk als een heel verantwoordelijk Miriammetje.

Ik verliet het pand met mijn brilletje in een felgekleurd brillenkokertje. Terwijl ik naar mijn fiets liep haalde ik mijn exemplaar uit het doosje en zette hem op mijn neus. Ik keek vooruit. Ik zag geen enkel verschil. Uit schaamte keek ik naar beneden. Toen pas zag ik hoe ver mijn voeten van mij verwijderd waren en ineens drong het tot mij door dat mijn gezichtsvermogen inderdaad was afgenomen. Ik zag weer diepte. Ik zag de wereld weer bijna zoals vroeger en dat bleek een vreemde gewaarwording.

Het drong tot mij door dat ik gewoon moest leren om met mijn bril op te kijken. Dat het een kwestie van tijd was voor ik daaraan gewend was. Lachend zwaaide ik vervolgens vrolijk naar een onbekende. Die staarde mij verbaasd na.

Lees ook: Waarom vinden we een leesbrilletje toch zo erg, lieve mensen?

gifgif
Miriam Mars
Miriam Mars
Miriam (54) woont samen met JP en Kater Koos ergens in Brabant. Naast haar werkzaamheden als ZZP'er, werkt ze ook parttime voor een golfschool. Sinds 2021 is ze, naast moeder van twee volwassen kinderen, oma van Jan. Als de in Dubai woonachtige Jantje met zijn ouders in Nederland is laat ze alles uit haar handen vallen voor hem en is ze onbereikbaar voor iedereen. Meer weten? Op Instagram miriammars1968 laat ze alles zien. Nou ja. Bijna alles.

RECENTE ARTIKELEN