Wat Miriam het allerfijnst vindt van ouder worden? Meer oog krijgen voor je medemens.
In het kleine provinciaalse stadje waar ik woon noemt iedereen die bij elkaar in de buurt woont elkaar buurman dan wel buurvrouw. Mijn buurman, die op de andere hoek woont, en dus technisch gezien niet mijn buurman is, staat voorovergebogen in zijn tuin en snoeit een struik. Ik stop om een praatje te maken. Zijn vrouw is twee maanden geleden na een slopende ziekte overleden. Sindsdien zwaai ik net wat harder naar hem als hij thuis is. Of maak ik een praatje als ik hem zie. Zoals nu.
Ik vraag aan hem hoe het gaat. Normaal gesproken kijkt hij mij dan vrolijk aan met zijn staalblauwe pretoogjes. Met buurman (79) gaat het namelijk altijd goed. Zelfs de dag nadat zijn lieve vrouw was overleden wist hij precies uit te leggen waarom hij verdrietig was, maar ook waarom hij opgelucht was dat haar verder lijden bespaard was gebleven en dat het dus goed met hem ging.
Maar dat is inmiddels twee maanden geleden. Twee maanden waarin ze nooit meer ’s avonds televisie keken op de bank en nooit meer ’s morgens samen wakker zijn geworden. Verdriet kent vele gezichten. Soms is verdriet om het verlies van een geliefde mooi en liefdevol vanwege alle herinneringen. Op andere dagen is verdriet rauw en zo pijnlijk dat je amper adem kunt halen.
Langzaam gaat zijn hoofd omhoog. Zijn staalblauwe ogen staan mat terwijl hij overeind komt. ‘Het gaat wel best hoor’. Het liefst zou ik nu op hem af willen stappen en hem stevig willen omhelzen. Gewoon even laten weten dat ik best wel besef dat het ook weleens niet goed hoeft te gaan. In plaats daarvan kijk ik hem aan en vraag aan hem of hij deze week een keer gezellig komt eten. Er verschijnt een glimlach op zijn lippen en hij wordt een beetje verlegen. ‘Is er iets wat je ècht smerig vindt buurman?’ Ineens springen zijn staalblauwe oogjes weer aan. Nee hij vindt niets vies. Hij lust alles en ja het lijkt hem leuk om bij JP en mij te komen eten.
We spreken af dat hij donderdag komt eten. Als ik verder loop weet ik al wat ik klaar ga maken. Geen ingewikkelde toestanden met kruiden, quinoa, humus of gevulde aubergines. Geen vegetarische dan wel veganistische gerechten. Gewoon ouderwets gebakken aardappelen, zelfgemaakte appelmoes, erwtjes en mijn signature dish: kipschnitzel. En een toetje na. Een vlaflip.
Op exact het afgesproken tijdstip belt hij aan. Hij is een beetje onwennig. Noemt mijn uitnodiging een ‘leuk initiatief’ en overhandigt mij een heel schattig herfstachtig bloemstukje. Terwijl ik in de keuken het eten bereid hoor ik het gesprek tussen mijn buurman en JP. Ik moet mijzelf bedwingen om niet vanachter het fornuis op de buurman af te stormen om hem te laten weten dat het oké is om je zo verdrietig te voelen. Ik houd me in. Ik luister naar twee mannen die elkaar begrijpen. Hoe deze man, die ooit beroepsmilitair was, aan mijn vriend uitlegt hoe hij zich voelt af en toe. En hoe JP naar hem luistert en liefdevol reageert. En ik hoor hoe twee mannen van het ene op het andere moment afspreken om samen de dakgoten en boeiboorden van ons blokje huizen aan gaan pakken.
Bij het afscheid vraag ik hem wanneer hij weer komt eten. Hij lacht. Ineens besef ik, dat ik een daad als dit iets beschouwde als iets dat mensen van middelbare leeftijd deden. Ben ik dan eindelijk van middelbare leeftijd? Als ik hem nogmaals vraag wanneer hij weer komt voel ik dat ik het ook werkelijk meen.
Dag buurvrouw. Dag buurman.
Lees ook: 19 nutteloze feitjes waarmee je je buurman om de oren kunt slaan