Te veel intimiteit is niet goed voor je seksleven ontdekt Wim de Jong. Voor je het weet ziet je vrouw je opeens als een broer. En dat moet natuurlijk voorkomen worden.
(Voor wie Wim de Jong altijd volgde in de Volkskrant: Wim is na een paar turbulente jaren weer terug bij zijn vrouw.)
Het mooie van een lange liefdesrelatie is dat je door de jaren heen steeds meer naar elkaar toe groeit. Die intimiteit – hoe fijn is dat! Volgens mij kunnen we het daar allemaal wel over eens zijn. Toch moet je ook in dat stadium je koppie erbij blijven houden. Want te véél naar elkaar toe groeien, is ook weer niet goed. Het kan dan zomaar gebeuren dat je vrouw niet meer met je wil vrijen omdat ze geen spanning meer voelt. Of, nog veel fataler: doordat ze haar eigen vent ineens gaat zien als haar broertje.
Als haar broertje…? Zelf had ik nooit van deze psychische weeffout gehoord. Totdat ik een paar jaar terug in NRC Handelsblad las dat dit een van de meest voorkomende redenen is waarom er uiteindelijk niet meer wordt gesekst in duurzame m/v-verbintenissen. Wat vervolgens dan weer een van de belangrijkste aanleidingen is om toch maar uit elkaar te gaan.
Exen die indertijd door de NRC werden opgeroepen mee te werken aan een serie over echtscheiding, moesten in zo’n interview vooral niet aankomen met dat broertje/zusje-ding. De schrijvers ervan waarschuwden vooraf dat dat absoluut geen gespreksonderwerp meer kon zijn. Te vaak al gehoord, te saai voor de lezers.
Hoe blijf je spannend en ‘dus’ die ene echte vent voor je partner en werk je als vijftiger tegelijkertijd heel vanzelfsprekend toe naar die staat van harmonie en gerijpt genot op latere leeftijd? Is het verstandig de kwestie bij je eigen geliefde aan te kaarten, en kun je zo een mogelijk exit-scenario als broertje al in een vroeg stadium voorkomen? Of stel je je juist heel broertjesachtig op door over zoiets onmannelijks te willen praten?
Ik werp het dilemma voorzichtig op in mijn eigen bed. Tja, geen idee, luidt de reactie vanaf de muurzijde. ‘Laten we nou eerst mijn overgang maar eens afwachten en zien wat die brengt.’