Je hebt hongerige pubers, een hypotheek, gruwelijke opvliegers en ellendige nachten en moet op je werk overleven tussen enthousiaste millennials en managers die je kind kunnen zijn. Ga er maar aanstaan.
Stagiaires spreken me beleefd aan met u en ik zie aan hun ogen dat ze zich afvragen waarom ik in vredesnaam niet ben begraven terwijl ik toch echt overduidelijk dood ben. Mijn chef is dertig jaar jonger en voert zonder met haar ogen te knipperen doodserieuze functioneringsgesprekken met me. In de bedrijfskantine serveren ze quinoazaad en havermout en liggen verstopt achter de granolarepen een paar eenzame boterhammen voor sneue types als ik die niet weten dat brood dodelijk is. Als ik struikel over een snoer springt de halve afdeling op om me overeind te helpen en bezorgd aan te staren. Soms bieden ze zelfs aan me naar huis te brengen. Rustig mensen, roep ik dan. Ik loop alweer door, kijk maar, niks aan de hand, oma leeft nog hoor.
Kortom: ik ben 55 en werk in een zee van millennials met ranke lijven, lange benen, smalle tailles, golvende haren, twee duimen die razendsnel appen, vijfduizend outfitjes in de kast, en een zelfvertrouwen waar ik bloedjaloers op zou zijn als ik daarvoor de energie zou kunnen opbrengen. Want lieve mensen, wat kan ik moe worden van al die energie om me heen. Neem mijn chef. Ze heeft een man die ook fulltime werkt, twee zoontjes, een idioot hoge hypotheek, zevenhonderd vriendinnen, een eigen bedrijf en dan sport ze ook nog twee keer per week. Eigenlijk zou ik haar moeten haten omdat ze alles kan en alles doet, maar daarvoor ze is veel te leuk en grappig. Ik bewonder haar looks, haar verstand, haar humor, haar doorzettingsvermogen. Ooit was ik ook zo, dat herinner ik me vaag, maar daar kan ik me nu niks meer bij voorstellen. ‘Kind, doe eens rustig’, wil ik uitroepen, ‘je hoeft niet zo te hollen en te draven, geniet van je gezin, sta stil bij je geluk.’ Maar dat doe ik natuurlijk niet. Ik zwijg zoals vijftigplusvrouwen behoren te zwijgen. Bemoei je er niet mee, zeg ik streng tegen mezelf. De wereld behoort aan de volgende generatie, dat is goed, dat is mooi, dat is de natuur. Als ik een dier was, zou ik allang dood zijn, want niet meer vruchtbaar dus nutteloos.
Maar ik ben geen dier en ik moet nog twaalf jaar werken. Best veel vind ik dat. Kon ik me een paar jaar geleden nog niet voorstellen dat ik ooit vrijwillig zou stoppen, inmiddels snak ik naar een goede fee die mij een miljoentje of zo overhandigt en zegt: “Lieverd, neem de rest van je leven lekker vrij, je verdient het.” Ik verdien dat zeker na 35 jaar ploeteren, maar goede feeën bestaan niet. Ik moet het doen met de realiteit en die komt erop neer dat ik vergane glorie ben. De dertigers van deze wereld hebben de leiding en ik mag in mijn handjes knijpen dat ik nog een baan heb in een wereld die op jong, jonger, jongst is gericht. En dan heb ik nog het geluk dat ik goed ben in mijn vak en geen probleem heb met computers en veranderingen, anders kon ik net zo goed meteen aan een touw gaan hangen in die vermaledijde bedrijfskantine waar ze de kroketten en karnemelk hebben vervangen voor wraps en gore smoothies. “Wie is die oude vrouw die zich heeft opgehangen in de kantine?”, zullen stagiaires vragen terwijl ze met hun nepwimpers knipperen en hun lange haren over de schouders zwiepen. En dan zullen ze te horen krijgen dat het een menopauzale stakker is die er de brui aan heeft gegeven toen ze tijdens een managementmeeting getroffen werd door zo’n enorme opvlieger dat iedereen angstig achteruitweek en haar voor de rest van de dag aankeek alsof ze van Jupiter kwam – je weet wel die planeet waar het naar rotte eieren ruikt.
Want lieve mensen, behalve dat ik word omringd door rennende millennials wat al niet goed is voor mijn gemoedsrust, heb ik ook nog de pech dat ik achter mijn bureau zit te puffen en te zweten (en ’s nachts slecht slaap, last heb van een droge vagina en moodswings, maar dat is weer een ander verhaal). Nu heb je opvliegers in alle soorten en maten. De ene kun je bedwingen door even uit het raam te hangen en een glaasje water te drinken. Je hebt vulkaanuitbarstingen die je oplost door even in een vrieskist te duiken (ik heb er een naast mijn bureau gezet, dat scheelt een wandeling). En je hebt de totale meltdown. Denk Hiroshima en Nagasaki: er blijft niets van je over, je bent compleet gesmolten. Volgens Francine Oomen, de schrijfster van het menopauzehandboek Oomen stroomt overmoet ik een jaar braak gaan liggen. Ja, dat schrijft ze echt. Het duurde even voordat ik het begreep maar gelukkig maakte ze er een tekeningetje bij van een vrouw die met een grote schep al haar shit in de composthoop gooit, er een kleedje overheen gooit en daarop gaat liggen. Zo van, hè hè, ik neem een time-out. Nu weet iedereen dat Francine Oomen een beetje van het padje is, maar dit is echt een wereldvreemd advies.
Hoe kan ik nou een time-out nemen? Mijn kinderen zitten voor hun eindexamen en zullen nog jaren studeren, ik heb een hypotheek, er moet simpelweg brood op de plank komen. Daar kan een Francine Oomen zich natuurlijk niets bij voorstellen omdat ze miljoenen boeken heeft verkocht en ongetwijfeld een fijne spaarrekening heeft, maar ik ben een heel gewone vrouw die bovendien op een flatje woont en dus helemaal geen tuin heeft om haar shit in de composthoop te gooien en daar een kleedje overheen te leggen. Als in het weekend de zon schijnt ga ik wel lekker op mijn balkonnetje een boek lezen, maar dat is natuurlijk niks vergeleken met de sabbatical die Francine Oomen voorschrijft. Daarin moet ik de natuur in, wandelen, op schilderles, in therapie, reizen, aan yoga doen, in mijn tuin spitten en creatief gaan koken met speltmeel, kokosvlokken, walnoten, pompoenpitten en gember. O god, ik word al overspannen als ik eraan denk. Heb ik op mijn werk te maken met overenthousiaste millennials, moet ik in mijn vrije tijd ook nog van alles. Bovendien: wat kost dat allemaal niet, die yoga en reizen, therapie en pompoenvlokken. Hallo, ik moet al zoveel rekeningen betalen. Het lijkt me veel goedkoper en relaxter om languit op de bank te gaan liggen en Netflix-series te bekijken. Mijn manier om de volgende dag er weer tegenaan te kunnen en een beetje fris en vrolijk op mijn werk te verschijnen. Maar ja, met die tip verkoop je natuurlijk geen boeken. Die tip past op een enkel A-viertje, een uitgever ziet je aankomen.
En daarom haal ik diep adem, trek mijn schouders naar achteren en de borst vooruit, trek een leuk jurkje aan, wring mijn voeten in een paar goeie hakken, klim op de fiets en rijd naar mijn werk. En daar neem ik stralend plaats achter mijn bureautje, informeer belangstellend naar alle festivals die mijn kinderen collega’s dit weekend hebben bezocht, schuif mijn laptopje naar me toe en ga aan het werk. Tuurlijk chef, schuif die klus maar aan mij door. Als het moet werk ik vanavond over. U hoeft niet te weten dat ik weer een slapeloze nacht achter de rug heb en het liefst in snikken zou uitbarsten. Sorry chef, ik duik even in mijn vrieskist, maar daarna is het moedig voorwaarts. Opgewekt mee in de vaart der volkeren. Net zolang als het de dames en heren politici behaagt.
TEKST JOJANNEKE BERGHUIS
Lees ook: 50 dingen die een 50-plusvrouw op haar werk NOOIT mag doen