
Weg met die weegschaal: ‘Ik heb nu maat 46 – nou en?’
Haar leven lang liet Lydia de weegschaal haar stemming bepalen. Na een paar dramatische gebeurtenissen in haar omgeving, zette ze daar een punt achter. “Ik dacht altijd: straks. Tien kilo eraf, dan lag het grote geluk voor mij open. Maar hé, ik moet blij zijn dat (als!) er überhaupt een straks is.”
Natuurlijk wist ik best dat ik was aangekomen. Al had ik de weegschaal dan verbannen naar een schuilplekje onder in mijn kledingkast, het was me overduidelijk. Sommige broeken kreeg ik niet meer over mijn heupen. Mijn favoriete spijkerjasje spande wel erg strak om mijn armen, en geloof me: aan mijn spieren lag dat niet. Die buik van me viel alleen nog te verbergen met héél wijde truien.
Tja, maar ja, wat wil je ook, met twee ozempic afvalpogingen die rampzalig verliepen – ja, even tussendoor hoor: laat je vooral niets wijsmaken door alle jubelverhalen. Er zijn ook grandioze mislukkingen. Mijn al jaren zo gezonde eetpatroon ging door de gehaktmolen toen ik opeens op magische wijze met alles maat kon houden. Tijdelijk dan hè. Want uiteindelijk werd ik na verloop van tijd telkens kotsmisselijk van die spuitjes, wat alleen te verjagen viel met een overdosis koolhydraten. Zo kwam ik uiteindelijk alleen maar áán.
Dus toen ik op een onbewaakt moment mijn weegschaal weer tevoorschijn haalde, dacht ik wel zo ongeveer voorbereid te zijn. Toch viel ik stil toen de cijfers op het scherm bijna negen kilo meer aangaven dan een half jaar eerder. Negen kilo, jongens: negen! Voor de niet-jojo’ers onder ons: ja hoor, dat kán in zo’n korte tijd, fluitje van een cent, kwestie van heel even niet opletten. Ik staarde naar de cijfers, haalde diep adem en balde mijn vuisten. Ik bereidde me voor op een mentale inzinking die me op de koude badkamervloer ineen zou laten storten. Maar er gebeurde heel wat anders. Ik begon te lachen. Te lachen! Het was geen satanische lach, die spottend hoonde: “Dat wordt weer maanden bouillon, Lydia.” Het was ook geen nerveuze lach, die ieder moment in een huilbui kon overgaan. Nee, het was een luchtige lach, die opborrelde vanuit mijn buik en overging in luid geproest. Mijn poezen staarden me verschrikt aan. Ik wendde mijn blik naar de spiegel en zei plechtig, terwijl ik mezelf in de ogen keek: “Nou, als dit alles is wat er loos is, mag ik in mijn handjes knijpen.”
Natuurlijk had ik me in mijn leven op tegenvallende weegmomenten al honderdduizend keer eerder proberen te overtuigen dat er écht ergere dingen zijn dan aankomen. Met dit verschil: ditmaal was het geen geforceerde peptalk. Dit keer meende ik het. Dat voelde ik vanuit mijn tenen.
In de maanden ervoor waren er namelijk een paar dingen gebeurd. Dingen die me plots de complete, totale, überonzinnigheid van een dramatische reactie op ‘plus negen kilo’ lieten inzien. Zo is er J., een geweldige vrouw van mijn leeftijd. Ik had kippenvel, toen ze me in vertrouwen vertelde dat ze een knobbel in haar borst had ontdekt, die knetteragressief bleek te zijn. Haar zo fijne en perfecte leven – behalve, hoe herkenbaar, haar gewicht dan – veranderde opeens in een horrorverhaal met ingrediënten als nachten piekeren, ziekenhuisbezoeken, wachten, tranen, hopen, operatie, chemo’s, haaruitval, enzovoort. Alles met fingers crossed.
In dezelfde tijd werd bij een goede vriend, die ik al dertig jaar ken longkanker geconstateerd. Bij hem zou chemo niets dan uitstel zijn. Hij besloot dat traject niet aan te gaan. Binnen twee maanden was zijn gewicht gehalveerd en had hij een moord gedaan om nog te kunnen klagen over zijn buik, die was gegroeid sinds het stoppen met roken. Binnen drie maanden was hij weg. Lieve Piet, wie moet ik nu bellen als mijn kraan lekt, en met wie kan ik nu nog over mijn ex en jouw beste vriend praten, die er twee jaar geleden al tussenuit piepte?
En dan Agnes. Natuurlijk. Lieve Agnes, een dierbare vriendin sinds 2008. Bruisende, creatieve Agnes met haar messcherpe humor en bulderende lach. In een van haar laatste berichtjes peperde ze me in dat ik, als ik mijn leven om wilde gooien, tempo moest maken: ik zat immers in de herfst van mijn leven. “Ik noem het liever mijn Indian Summer trut” kaatste ik terug. Een week gleed Agnes uit en kwam ongelukkig terecht. Ze zou nooit ouder worden dan 45.
En dan zou ik mij nu druk maken over negen kilo? Echt niet. Het besef raakte me als een bliksemschicht. Nu niet, nooit meer; daar is het leven echt te kort en veel te mooi voor. Dus in plaats van weer in bed te duiken/ me gefrustreerd op de koelkast te werpen/ tierend een beste vriendin bellen, ging ik douchen en zeepte mijn Rubensiaanse vormen liefdevol in. Na het afdrogen trok ik mijn leukste kleren aan, stylede mijn haar alsof ik naar een feestje ging. Tot slot deed ik vuurrode lippenstift op. Daarna lachte ik naar mijn spiegelbeeld en gaf mezelf een luchtzoen. Vastbesloten me er niet meer, nooit meer onder te laten krijgen door mijn al dan niet wat onbenullig overgewicht. Het was over, uit en klaar, definitief klaar, om mijn leven nog maar één minuut langer door vetrollen te laten bepalen.
Of ik mezelf nu volledig laat gaan en kogelrond ben geworden? Natuurlijk niet. Juist door alle wake-up calls besef ik meer dan ooit dat ik zuinig moet zijn op mijn gezonde maar ouder wordende lijf. Dus ik heb mijn gezonde leefstijl weer opgepikt. Dat was opeens niet zo moeilijk meer. Omdat het niet vanuit een verkrampt moeten kwam, maar vanuit zelfzorg. Liefdevolle zelfzorg, as they say. En nee, dus geen slonzige truien meer totdat ik ‘straks’ weer slank ben. Ik heb een geheel nieuwe garderobe gekocht. Ja, maat 46, minimaal. Nou en? Als het maar lekker kleurig en fleurig is; een oude graftak worden kan altijd nog. En de weegschaal? Die staat niet op dat verborgen plekje in mijn kast. Ik heb hem definitief uit huis verbannen. Samen met die hele berg kleding die me nu al jaren tevergeefs lag toe te fluisteren: straks, straks. Weg, weg, weg ermee! Het leven is nu. Nu. En ik wil nu, iedere dag opnieuw, mijn mooie Indian Summer vieren.

Weg met die weegschaal: ‘Ik heb nu maat 46 – nou en?’
Haar leven lang liet Lydia de weegschaal haar stemming bepalen. Na een paar dramatische gebeurtenissen in haar omgeving, zette ze daar een punt achter. “Ik dacht altijd: straks. Tien kilo eraf, dan lag het grote geluk voor mij open. Maar hé, ik moet blij zijn dat (als!) er überhaupt een straks is.”
Natuurlijk wist ik best dat ik was aangekomen. Al had ik de weegschaal dan verbannen naar een schuilplekje onder in mijn kledingkast, het was me overduidelijk. Sommige broeken kreeg ik niet meer over mijn heupen. Mijn favoriete spijkerjasje spande wel erg strak om mijn armen, en geloof me: aan mijn spieren lag dat niet. Die buik van me viel alleen nog te verbergen met héél wijde truien.
Tja, maar ja, wat wil je ook, met twee ozempic afvalpogingen die rampzalig verliepen – ja, even tussendoor hoor: laat je vooral niets wijsmaken door alle jubelverhalen. Er zijn ook grandioze mislukkingen. Mijn al jaren zo gezonde eetpatroon ging door de gehaktmolen toen ik opeens op magische wijze met alles maat kon houden. Tijdelijk dan hè. Want uiteindelijk werd ik na verloop van tijd telkens kotsmisselijk van die spuitjes, wat alleen te verjagen viel met een overdosis koolhydraten. Zo kwam ik uiteindelijk alleen maar áán.
Dus toen ik op een onbewaakt moment mijn weegschaal weer tevoorschijn haalde, dacht ik wel zo ongeveer voorbereid te zijn. Toch viel ik stil toen de cijfers op het scherm bijna negen kilo meer aangaven dan een half jaar eerder. Negen kilo, jongens: negen! Voor de niet-jojo’ers onder ons: ja hoor, dat kán in zo’n korte tijd, fluitje van een cent, kwestie van heel even niet opletten. Ik staarde naar de cijfers, haalde diep adem en balde mijn vuisten. Ik bereidde me voor op een mentale inzinking die me op de koude badkamervloer ineen zou laten storten. Maar er gebeurde heel wat anders. Ik begon te lachen. Te lachen! Het was geen satanische lach, die spottend hoonde: “Dat wordt weer maanden bouillon, Lydia.” Het was ook geen nerveuze lach, die ieder moment in een huilbui kon overgaan. Nee, het was een luchtige lach, die opborrelde vanuit mijn buik en overging in luid geproest. Mijn poezen staarden me verschrikt aan. Ik wendde mijn blik naar de spiegel en zei plechtig, terwijl ik mezelf in de ogen keek: “Nou, als dit alles is wat er loos is, mag ik in mijn handjes knijpen.”
Natuurlijk had ik me in mijn leven op tegenvallende weegmomenten al honderdduizend keer eerder proberen te overtuigen dat er écht ergere dingen zijn dan aankomen. Met dit verschil: ditmaal was het geen geforceerde peptalk. Dit keer meende ik het. Dat voelde ik vanuit mijn tenen.
In de maanden ervoor waren er namelijk een paar dingen gebeurd. Dingen die me plots de complete, totale, überonzinnigheid van een dramatische reactie op ‘plus negen kilo’ lieten inzien. Zo is er J., een geweldige vrouw van mijn leeftijd. Ik had kippenvel, toen ze me in vertrouwen vertelde dat ze een knobbel in haar borst had ontdekt, die knetteragressief bleek te zijn. Haar zo fijne en perfecte leven – behalve, hoe herkenbaar, haar gewicht dan – veranderde opeens in een horrorverhaal met ingrediënten als nachten piekeren, ziekenhuisbezoeken, wachten, tranen, hopen, operatie, chemo’s, haaruitval, enzovoort. Alles met fingers crossed.
In dezelfde tijd werd bij een goede vriend, die ik al dertig jaar ken longkanker geconstateerd. Bij hem zou chemo niets dan uitstel zijn. Hij besloot dat traject niet aan te gaan. Binnen twee maanden was zijn gewicht gehalveerd en had hij een moord gedaan om nog te kunnen klagen over zijn buik, die was gegroeid sinds het stoppen met roken. Binnen drie maanden was hij weg. Lieve Piet, wie moet ik nu bellen als mijn kraan lekt, en met wie kan ik nu nog over mijn ex en jouw beste vriend praten, die er twee jaar geleden al tussenuit piepte?
En dan Agnes. Natuurlijk. Lieve Agnes, een dierbare vriendin sinds 2008. Bruisende, creatieve Agnes met haar messcherpe humor en bulderende lach. In een van haar laatste berichtjes peperde ze me in dat ik, als ik mijn leven om wilde gooien, tempo moest maken: ik zat immers in de herfst van mijn leven. “Ik noem het liever mijn Indian Summer trut” kaatste ik terug. Een week gleed Agnes uit en kwam ongelukkig terecht. Ze zou nooit ouder worden dan 45.
En dan zou ik mij nu druk maken over negen kilo? Echt niet. Het besef raakte me als een bliksemschicht. Nu niet, nooit meer; daar is het leven echt te kort en veel te mooi voor. Dus in plaats van weer in bed te duiken/ me gefrustreerd op de koelkast te werpen/ tierend een beste vriendin bellen, ging ik douchen en zeepte mijn Rubensiaanse vormen liefdevol in. Na het afdrogen trok ik mijn leukste kleren aan, stylede mijn haar alsof ik naar een feestje ging. Tot slot deed ik vuurrode lippenstift op. Daarna lachte ik naar mijn spiegelbeeld en gaf mezelf een luchtzoen. Vastbesloten me er niet meer, nooit meer onder te laten krijgen door mijn al dan niet wat onbenullig overgewicht. Het was over, uit en klaar, definitief klaar, om mijn leven nog maar één minuut langer door vetrollen te laten bepalen.
Of ik mezelf nu volledig laat gaan en kogelrond ben geworden? Natuurlijk niet. Juist door alle wake-up calls besef ik meer dan ooit dat ik zuinig moet zijn op mijn gezonde maar ouder wordende lijf. Dus ik heb mijn gezonde leefstijl weer opgepikt. Dat was opeens niet zo moeilijk meer. Omdat het niet vanuit een verkrampt moeten kwam, maar vanuit zelfzorg. Liefdevolle zelfzorg, as they say. En nee, dus geen slonzige truien meer totdat ik ‘straks’ weer slank ben. Ik heb een geheel nieuwe garderobe gekocht. Ja, maat 46, minimaal. Nou en? Als het maar lekker kleurig en fleurig is; een oude graftak worden kan altijd nog. En de weegschaal? Die staat niet op dat verborgen plekje in mijn kast. Ik heb hem definitief uit huis verbannen. Samen met die hele berg kleding die me nu al jaren tevergeefs lag toe te fluisteren: straks, straks. Weg, weg, weg ermee! Het leven is nu. Nu. En ik wil nu, iedere dag opnieuw, mijn mooie Indian Summer vieren.



