Vandaag is Juliette jarig. En alweer heeft ze het niet gevierd. Ze slaat het steeds vaker over, de laatste jaren. En ze is niet de enige: als je ouder wordt kan het je minder schelen. Maar als ze daarover nadenkt, is dat eigenlijk idioot.
Derde Kerstdag, het is geen ideale dag om jarig te zijn. Maar ik begin pakweg een maand eerder toch met te denken dat ik het maar weer eens moet vieren. Dat gaat ongeveer zo.
- Wie zal ik uitnodigen?
- Moet het een echt feest worden of een kringetje pratende mensen in de huiskamer?
- God nee, niet een kringetje pratende mensen in de huiskamer, dat nooit!
- Maar wat dan?
- Een heel feest?
- Huis op z’n kop, dansen op tafel?
- Moet er eten in huis, of alleen veel drank?
- En wat voor happen?
- Bakken chips op tafel, dat kan toch niet? Iets leukers?
- En wanneer moet ik dan al die boodschappen doen?
- En stel dat de helft afzegt?
- Dan blijf ik zitten met m’n soep en m’n happen.
- En dan wordt het toch weer een kringetje in de kamer.
- NEE!!!
En dan zijn er de vijftigplusvrouwengedachten over mijn leeftijd.
- Zal ik eens gaan liegen over mijn leeftijd?
- Ik word 55, dat gaat toch al angstig richting de 60 en dat klinkt wel erg bejaard.
- Of is dat onzin?
- Ja, dat is onzin.
- Ik ga me daar een beetje zitten schamen voor mijn leeftijd, zeg.
- Daar ben ik een veel te grote meid voor.
Oké, ik wil geen kringfeestje en niet liegen over mijn leeftijd. Wat wil ik dan wel? Cadeautjes?
- Wat voor cadeaus wil ik?
- Dat gaan die gasten dan allemaal vragen.
- Ik zou het niet weten, ik kom om in de spullen.
- En de meeste mensen weten het ook niet en komen dan met iets wat ik helemaal niet wil.
- Een boek dat ik niet wil lezen en waarover ik dan verantwoording moet afleggen.
- Of een lelijke onbreekbare vaas.
- Een goed doel, da’s wel een idee.
- Zet ik gewoon een schoenendoos neer, mogen ze er anoniem geld in gooien.
- Of in een envelopje, weet ik veel.
- Ik weet zelfs niet meer wat ik aan mijn eigen man moet vragen. We geven elkaar eigenlijk al jaren geen verjaardagscadeau meer.
Moedeloze gedachten, die allemaal leiden tot één conclusie:
‘Ik denk dat ik mijn verjaardag maar weer eens oversla.’
Ach, denk ik nu, ik zou me wel weer eens echt jarig willen voelen. Zoals een kind zich voelt als het jarig wakker wordt, vol verwachtingsvolle vreugde: ‘Er was iets. Iets leuks. Oja, ik ben jarig! Zou ik dat vurig verlangde cadeau krijgen? Zouden ze mijn feestje leuk vinden, waarop ik me al drie weken verheug? Ik mag trakteren! Jippie, ik ben alweer een jaar ouder! Waarom slijt dat gevoel toch als je ouder wordt?
Je zou het omgekeerde verwachten. Ik mag verdomme elk jaar blij zijn dat ik weer jarig ben, ik zou het elk jaar uitbundiger moeten vieren! Hoera, ik ben weer een jaar ouder! En weer één! Hoera, ik word stokoud! Dus vandaag is het wegens post-kerst-lamlendigheid weer niet gelukt, maar ik doe het gewoon later, in die grijze januaridagen als iedereen denkt: gebeurt er nog eens wat leuks.
Laat ik in hemelsnaam elk jaar vieren dat ik nog op tafel kan dansen. En als ik dat niet meer kan, vier ik dat ik nog een glas kan heffen, of vals kan zingen of kan lachen of sowieso nog leef. Er is geen enkele reden om op te houden met het vieren van je verjaardag – integendeel. Ik zal mijn leven vol feestjes proppen, voor het te laat is. Juist omdat ik weer ouder mocht worden.