Juliette ontdekt dat er twee soorten 50-plus-vrouwen bestaan: de tamaloe en de malpartoe. En of we dat nu leuk vinden of niet, we zijn een van de twee.
We zitten gezellig aan de wijn, mijn vriendinnen en ik. Allemaal begin vijftig, vol in het leven, werkend, plezier makend. Allemaal mogen we er best wel zijn. Allemaal voelen we ons even net als pakweg twintig jaar geleden, toen we óók al zo bij elkaar zaten om het leven en de liefde door te nemen.
LEES OOK Ik ben jaloers op mijn vreemdgaande vriendin. Echt waar
Tot één vriendin zegt: ‘Doe mij maar een spaatje, mijn bloeddruk was veel te hoog laatst bij een controle.’
En een andere vriendin: ‘Ik moet van die kaas afblijven, ik moet tegenwoordig mijn cholesterol in de gaten houden.’
Het is even stil, maar de rest wil gelukkig nog wel wat drinken. Er moet een nieuwe fles worden ontkurkt. Als ik opsta, hoor ik mijn knieën kraken. Iederéén hoort mijn knieën kraken.
‘O god, heb jij dat ook?’ zegt de vriendin van de bloeddruk.
Ik kijk om me heen, verontschuldigend. Maar iedereen zit instemmend te knikken. Zij ook.
‘De eerste tien stappen als ik mijn bed uitkom, moet ik steun zoeken,’ zegt een vriendin die nog géén last had van hoge bloeddruk.
‘Ik krijg van die pigmentvlekken die de huisarts “ouderdomsvlekken noemt,” piept de volgende gegeneerd.
‘Ik kan mijn teennagels niet meer goed knippen,’ zegt een ander, aangemoedigd door al die bekentenissen – en door een extra glas wijn.
‘Als ik geen ochtendgymnastiek doe, krijg ik ongelooflijke last van mijn rug,’ zegt de stilste ineens.
‘Ochtendgymnastiek???’ roep ik verschrikt.
‘Nou ja, ik noem het yoga,’ zegt ze, ‘maar het is natuurlijk gewoon ochtendgymnastiek.’
‘Ja hoor! We horen nu definitief bij de tamaloes!’ zegt de enige vriendin die nog niets gezegd heeft, maar wel een blik van herkenning gaf bij mijn krakende knieën.
‘De wat???’ roept iedereen in koor.
Ze kijkt in het rond met een olijke blik. Een Franse blik, zou ik willen zeggen, want ze is Frans, hoewel ze al een eeuwigheid in Nederland woont. Maar ze spreekt nog met zo’n allo-allo-accent dat zo schattig is dat ze er niet over peinst om dat te veranderen. En ze is weliswaar Frans, maar godzijgeloofdengeprezen niet zo’n Parijse ik-eet-nooit-brood-en-eigenlijk-eet-ik-sowieso-niks-ik-prik-gewoon-een-beetje-in-mijn-salade-gratenkut, anders was ze mijn vriendin niet. En hé, ze heeft dus ook krakende knieën. En ze had het over…?
‘De tamaloes,’ zegt ze, ‘zijn wij. Vrouwen die praten over waar ze pijn hebben. “Tu as mal où?” – “Waar heb je pijn?”. En na de vijftig hebben we allemáál pijntjes en ongemakken. Mannen houden hun mond erover en gaan dus ook niet naar de dokter en gaan dus sneller dood. Vrouwen praten erover. En blijven dus langer leven.’
Iedereen is er stil van. Het enige geluid komt van mijn knieën, als ik toch maar even een spaatje ga halen.
Maar mijn Franse vriendin kijkt stralend om zich heen. ‘We zijn wel allemaal tamaloes, maar we zijn nog lang niet zó oud! Dit is helemaal niet erg!’ roept ze triomfantelijk. ‘Echt niet! Het kan veel erger!’
Nog erger?
We schenken nog maar even bij.
Ze laat haar stem tot fluistersterkte zakken. ‘Als we nog iets ouder worden,’ zegt ze samenzweerderig, ‘dan is er geen houden meer aan. Dan worden we langzaam maar zeker MALPARTOES!’
Onheilspellende blik.
Je hoorde het schoolfrans kraken in onze oude-maar-nog-niet-zó-oude hersenen. Malpartoe. Mal partout. Overal pijn.
‘Zo na de 65, 70 jaar,’ zegt ze. ‘Dus het duurt nog even. En dan gaan we daar lekker over kletsen, de hele dag, want dat is goed. Als je tussendoor maar een beetje lol blijft maken.’
Ze houdt haar glas omhoog: ‘Mag ik nog een beetje wijn?’
We proosten. Op ons, omdat we tamaloes zijn. En nog geen malpartoes. En als we malpartoes zijn, kan het waarschijnlijk nóg veel erger. Het kan altijd erger.
Daar proosten we nog eens op: dat het altijd erger kan.
LEES OOK: Twee vriendinnen over sex (en een grote roze olifant in de kamer)