Veertien jaar, stoned en dronken. Is dit mijn kind?

-

De veertienjarige zoon van Elleke werd straalbezopen van straat geraapt. ‘Mijn jongetje, gisteren zat hij nog met een speen in zijn mond in de wandelwagen.’

‘Is jouw kind al aan de drugs?’ vroeg een bevriende moeder mij vorig jaar. Ik keek haar verbaasd aan. ‘Eind tweede klas middelbare school, dan gaat het zo’n beetje beginnen,’ knikte ze mij bemoedigend toe. We zien wel, dacht ik, zo’n vaart zal het wel niet lopen.

LEES OOK Els mag van haar zoon de straat niet meer op 

Een paar maanden geleden had mijn zoon een feestje. Hij is net veertien geworden. Met wat jongens en meiden gaan ze zwemmen en daarna logeren bij de jarige job. Ik heb de desbetreffende moeder nog gebeld om te bedanken voor de leuke uitnodiging. Keurige mensen.

‘s Avonds rond half negen gaat de telefoon. Mijn zoon. Hij vertelt dat hij de andere kinderen is kwijtgeraakt in de drukte. En of ik het nummer van de moeder van zijn jarige vriend kan doorgeven aan het nummer waarmee hij belt, want zijn eigen mobieltje is leeg. Zijn stem klinkt bedrukt. Ik vind het een beetje gek verhaal, maar beloof hem direct terug te bellen. Als ik even later het nummer uit mijn schermpje bel, krijg ik niet mijn zoon maar een wildvreemde man aan de lijn. Hij heeft mijn zoon gevonden, liggend op straat, stomdronken. Hij belooft met hem naar het huis van de vriend te fietsen. Ik aarzel geen moment en spring in de auto. Als ik aankom, komt de moeder van de jarige mij al tegemoet lopen. ‘Twee flessen wodka hebben ze gekocht. En wiet. Het spijt me zo.’ Haar stem klinkt wanhopig. Er komen andere ouders aanlopen, iedereen kijkt ongerust. Ik laad mijn beschonken kind in, leg hem op de achterbank en rijd plankgas naar huis. Mijn hart klopt in mijn keel. Hoe kan dit, hoe kan dit, we hebben hem nog zo gewaarschuwd.

De volgende dag is hij ziek. Veertien, derde klas vwo en een kater. Ik ben helemaal van de kaart.

Mijn jongetje, gisteren zat hij nog met een speen in zijn mond in de wandelwagen. Een oranje kroon op zijn hoofd omdat het Koninginnedag was.

‘Ik zal het nooit meer doen, ik heb zo’n spijijijijt,’ jammert hij. ‘Oliebol’, bijt ik hem toe. Ik heb geen zin woedend te worden, word teveel heen en weer geslingerd tussen zorg en medelijden.

Een week later ga ik koffiedrinken met de moeder van de jongeman van het feestje. Zij blijkt al meer ervaring te hebben met het fenomeen drank en wiet. ‘Hij lijkt nogal op mijn man,’ zegt ze en kijkt er zorgelijk bij. ‘Die reed op zijn veertiende al in de auto van zijn vader.’ Ik ga ook langs bij mijn achterbuurvrouw – haar zoon is goed bevriend met de mijne. Hij is van school gestuurd omdat-ie wiet had doorverkocht. Ze is compleet van slag. We bespreken de lotgevallen van onze jongens, beloven elkaar op de hoogte te houden.

Mijn man hoort van vrienden ook zorgelijke verhalen. Een vader heeft een zoon die altijd in de coffeeshop zit en nu voor de tweede keer is blijven zitten. Hij is van school gestuurd en nu verhuurt pa zijn huis via airbnb om de nieuwe, dure, particuliere school te betalen. De moeder van een andere dwarse puber vindt elke week lege plastic zakjes in zijn schooltas. Een klasgenote van mijn zoon drinkt tijdens een avondje chillen zoveel dat ze met een vriendinnetje in comateuze toestand wordt afgevoerd naar het ziekenhuis. Maag leegpompen en een nachtje blijven.

Mijn vriendinnen vinden het helemaal niet raar dat mijn zoon dronken van straat is geraapt. ‘Ach meid, dat is de puberteit. Ik ging ook nachten uit op mijn veertiende,’ reageert een vriendin. ‘Als mijn ouders sliepen kroop ik door het slaapkamerraam en ging aan de zwier,’ voegt ze er lachend aan toe. Haar eigen dochter is twaalf en speelt nog met Barbies. Een andere vriendin zegt dat ze op die leeftijd al liters Bacardi dronk. Ik kijk haar ongelovig aan. Dergelijke laconieke reacties had ik niet verwacht. Wacht maar tot jouw keurige brugpieper gaat chillen, denk ik in stilte.

Thuis stel ik  huisregels op, die ik uitprint en op de kamer van mijn zoon hang, boven zijn fonkelnieuwe crispy white bureautje. Eenmaal in de week mag er gechilld worden, op vrijdag, elf uur thuis. Door de week geldt na het eten een straatverbod. En ik wil altijd weten wat er gaat gebeuren en met wie. Telefoonnummer van de bijbehorende moeders wil ik ook hebben.

Zoonlief is woedend: ‘Je vergalt mijn leven, ik haat je.

Ik denk aan mijn eigen jeugd. Op mijn veertiende droomde ik nog dat mijn fiets een paard was. Op mijn achttiende begon ik pas uit te gaan. Eens in de week, altijd naar hetzelfde café op de Korenmarkt in Arnhem. Een paar glazen wijn en met de laatste trein naar huis. Drugs hebben me nooit kunnen bekoren. En nu, op mijn vijftigste, mag ik nog altijd graag een glaasje drinken. Of een flesje. En nu heb ik een zoon die helemaal losgaat en ik heb geen idee wat ik ermee aanmoet. Net zo laconiek reageren als mijn vriendinnen of me wilde zorgen maken? Wie het weet mag het zetten.

LEES OOK 11 voordelen van een leeg nest 

RECENTE ARTIKELEN