‘Mijn moeder overleed en mijn vader was al knetterdement’

-

Judith (51) raakte haar moeder plotseling kwijt, twee en een half jaar geleden. Haar dementerende vader bleef alleen achter in het huis. Was dat wel veilig en verstandig? Deskundigen vonden van niet. Maar Judith en haar zus vonden van wel: ze zijn net zo eigenwijs als hun lieve, bijzondere vader, inmiddels dan toch in een verpleeghuis, ondanks alles nog altijd is.

Mijn vaders ogen zijn leeg en nat. Sinds een half jaar weet hij niet meer wat een bril is. Wanneer ik hem op zijn neus probeer te zetten, deinst hij terug. Op zo’n moment, wanneer hij zich bedreigd voelt, komt er af en toe ineens een begrijpelijke zin uit hem: ‘Dat ding is niet van mij. Ik heb zo’n ding niet.’ Nee, papa, alleen de afgelopen zeventig jaar wel… Wat kost het me een moeite, mijn vader op te zoeken in het tehuis waar hij sinds kort verblijft. Het grijpt me elke keer zo aan. Hij kan nog wel praten, maar uit te wisselen valt er niets meer. Waar de grammatica van wat hij uitbrengt nog klopt, is verder elke logica van de taal zoek. Van gedachten wisselen, gewoon praten, vraag-antwoord: het is allemaal al lang onmogelijk.

‘Mijn vader raakt steeds verder uitgegumd’

Geen bril, geen begrip, geen taal en geen tanden: mijn vader raakt langzaam steeds verder uitgegumd. Het is al een tijd aan de gang, zeker een jaar of zes. Mijn moeder leefde nog toen mijn vader thee in wijnglazen begon te schenken en wijn in soepkommen. Zeker aan het begin ontstemde dit haar zozeer, dat ze van pure schrik soms boos werd. Hoe kón hij zo verstrooid zijn? En waarom luisterde hij niet meer, er moest wel iets mis zijn met zijn gehoor. Mijn vader hield vol van niet: zij was het, en trouwens ook de rest van de wereld, die veel te zacht en onduidelijk praatten, aan hem lag het natuurlijk niet.

Knetterdement maar stronteigenwijs

In eigenwijsheid waren mijn ouders aan elkaar gewaagd. Maar god, wat hielden die twee van elkaar en wat hadden ze het goed samen, meer dan vijftig jaar lang. Mijn vader was het type die dat ook dagelijks benoemde: ‘Wat hebben we het toch goed.’ En eigenlijk geniet hij nog steeds van het leven, knetterdement als hij is. In de kern is hij er nog, aimabel, vaak verrukt, beleefd, dankbaar. En stronteigenwijs. Ik heb er moeite mee hem te zien in zijn huidige staat, maar hij zelf niet. De man in de spiegel noemt hij ‘een heel aardige man’. ‘Zo, ben je er weer?’, zegt hij ook wel eens. Hij heeft geen idee wie hij is en was.

‘Mijn moeder viel van de trap’

Twee en een half jaar terug sms’te ik wat met mijn moeder over ditjes en datjes. Nog geen tien minuten na die berichtjes viel ze drie treden van de trap en brak haar nek. Ik zat nietsvermoedend in een totaal besmeurde paardrijbroek aan tafel, hooi in mijn haar, ik had net paardgereden, toen aarzelend de voordeurbel klonk. Ik herkende het geluid meteen: dat moest mijn vader zijn, onzeker over hoe de trekbel ook alweer werkte. En ja, daar stond hij op de stoep, zijn ogen ontdaan opengesperd. Ik woon vlakbij mijn ouders, en hij kon toen nog fietsen.

‘Je moeder,’ bracht hij uit. ‘Boem, van de trap en ze beweegt niet meer.’ Uit zijn verdere gestamel kon ik opmaken dat hij een tijdje naast haar was gaan zitten wachten tot ze weer zou gaan bewegen. Maar dat ze dat aldoor maar niet deed. ‘Heb je 112 gebeld?’, vroeg ik hem, met mijn hart in mijn keel. Maar mijn vader had geen idee wat die zin betekende. Dus belde ik zelf 112 en ging zo snel ik kon met hem mee.

‘Daar lag ze, mijn lieve mama’

Ik opende de voordeur. Angst en beven. Mijn ouders hadden een prachtig oud huis met een marmeren gang. Maar onderaan de trap lag niets, niemand. Waar was ze? Waar was ze dan? Was het misschien niet waar, had ik mijn vader verkeerd begrepen? Ik snelde naar boven en daar, helaas, ja, daar lag ze wel, onderaan de tweede trap, op de overloop. Plat voorover op haar neus, haar lieve mooie grote puntneus waar ze altijd grappen over maakte. Mama. Mijn lieve mama.

Hartopstart gereedschaap en traumahelicopter

Ik voelde haar hand en haar hals. Niets bewoog. Stil, stil, stil, zo stil. Het enige wat bewoog was, als in een film, de bloedplas onder haar hoofd: die groeide. Maar ik kon niet voelen of ze nu koud of warm was. Iets ertussenin. Dus heel misschien…? Beneden ging de bel, en nu was het gedaan met de stilte. Ambulancebroeders snelden de trap op, fluorescerende jassen, grote klossende schoenen, walkie talkies, spullen. Ik pakte mijn vader bij zijn schouders en duwde hem de voorkamer in, weg van de overloop. Ik belde mijn zus, die haar werk uit haar handen liet vallen en in een taxi sprong. Mijn vader was bijna niet te houden, hij wilde naar mijn moeder toe. Er kwam nog een ambulance, toegerust met speciaal hartopstart gereedschap, en de traumahelicopter. Zin had het allemaal niet. Mijn moeder was en bleef dood. Echt dood.

‘Mijn vader wilde dat mijn moeder in de keuken bleef liggen’

Het kostte moeite om mijn moeder naar een uitvaartcentrum te laten verplaatsen, want mijn vader pikte het niet. Ze lag intussen op een matras in de keuken, pal voor de kast met de borden. De schouwarts was geweest om een natuurlijke dood vast te stellen. Daarna kwamen er begrafenisondernemers om haar te halen. Maar mijn vader sloeg ze nog net niet de voordeur uit. Wat hem betrof kon mijn moeder daar zo blijven liggen, hij wilde haar niet laten gaan en begreep ook niet waarom dat zou moeten. Die avond aten we aan de keukentafel, pal naast onze dode moeder, quiche. En de volgende ochtend dronken we op dezelfde plek koffie, met uitzicht op haar intussen geel verkleurde gezicht. Er kwam opnieuw iemand van het uitvaartcentrum, ditmaal gelukkig een heel geduldige mevrouw die eindeloos de tijd nam om mijn vader uit te leggen wat er ging gebeuren. Gelukkig werkte dat.

Een week later was mijn moeder begraven. En mijn vader alleen, in het grote huis, met zijn haperende hersenen. Ons werd geadviseerd hem direct op te laten nemen, maar dat konden we niet over ons hart verkrijgen. Onze vader zat nog elke dag aan zijn piano, las nog elke dag de krant – al begreep hij niet meer wat hij las. Zijn routines bestonden nog. Hij kende de weg nog, kon zijn bed vinden, wist de wc nog te gebruiken. Dus kookten en zorgden wij voortaan voor hem.

Zorg inkopen voor demente vader

Het was zwaar, intensief en aangrijpend. Maar mijn zus en ik bleven eensgezind vinden dat hij het beste af was thuis, met alle risico’s van dien. Natuurlijk ging het van kwaad tot erger. We regelden met verbluffend veel moeite goede thuiszorg, die eerst een, toen twee en uiteindelijk vier keer per dag kwam. Dit konden we bekostigen vanuit de WLZ. Onze vader, gediagnosticeerd met zowel Alzheimer als vasculaire dementie, had de hoogste indicatie voor zorg. Maar wat er miste, was gezelligheid, warmte. Daarom kochten we extra zorg in van zijn eigen geld, bij een particuliere organisatie, nadat het ons, opnieuw na idioot veel gedoe, was gelukt bewindvoerder en mentor over hem te worden.

Onze vader en zijn situatie waren een voortdurende bron van zorg. Niet alleen hij zelf, maar ook het huis begon steeds meer mankementen te vertonen. De wc raakte verstopt, de geiser in de keuken viel uit, de stoppen sloegen om de haverklap door, de wasmachine raakte buiten gebruik. Aangezien mijn vader al van streek raakte als je een kopje uit de kast pakte, was het onmogelijk iets op te ruimen of op te laten knappen. Ook was het riskant, mijn vader kon in principe zo onder een bus lopen, of ook van de trap storten. Keer op keer voerden mijn zus en ik hetzelfde surreële gesprek over wat erger was: deze risico’s nemen, wellicht met alle gevolgen van dien, of onze vader uit het huis halen.

‘Een eventuele operatie zou hij niet overleven’

Na tweeënhalf jaar kunst- en vliegwerk belde op een ochtend de thuiszorg: mijn vader lag nog in bed en kon niet meer overeind komen. Hij ‘gaf pijn aan’, maar wat er precies met hem was, was niet duidelijk. Hij praatte niet meer, tot het moment dat ik aan zijn bed zat. De eveneens toegesnelde huisarts wist niet goed raad met de situatie. Naar de spoedeisende hulp was geen haalbare optie. Je kon mijn vader intussen echt niets meer uitleggen, een eventuele operatie zou hij niet overleven.

Er kwam een aanvraag voor een spoedopname, gedwongen. Mijn vader weigerde mee te gaan en is uiteindelijk platgespoten uit het raam getakeld door de brandweer. En zo belandde hij dan toch nog in een tehuis. Op een gesloten afdeling voor psychogeriatrische patiënten. En van daaruit in weer een ander tehuis, omdat hij geen noodbed bezet mocht houden.

Toch in een tehuis

Het is een lange weg. Langer dan verwacht, en ook wel gehoopt. Het doet allemaal hartstikke pijn, en al zo lang. En toch ben ik trots en dankbaar. Want onze vader heeft zijn eigenwijsheid doorgegeven aan ons, zijn kinderen. Tegen alle adviezen van deskundigen in hebben we hem overeind weten te houden in zijn eigen omgeving, totdat het echt niet meer ging. En nu is mijn vader zo ver heen dat hij niet meer taalt naar thuis, eindelijk. Waar de ouderenspecialist, die hem eens in het half jaar een kwartiertje zag, al ruim twee jaar terug beweerde dat hij zijn eigen huis niet meer herkende, weten mijn zus en ik zeker dat het nu pas zo ver is. En dat het goed is, zo, en niet anders.

NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.
NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)

Monica Oliveira
Monica Oliveira
Monica Oliviera interviewt vrouwen voor Saar Magazine. Ze is 51, getrouwd en woont in Twente. Haar drie kinderen zijn min of meer de deur uit - behalve rond etenstijd.

RECENTE ARTIKELEN