“Ik, scheiden? Dat zou mij nooit gebeuren”

-

Niet getrouwd, geen geregistreerd partnerschap, wel bijna 30 jaar samen met kroost en een contract – en dan uit elkaar gaan? Dat is een vrij koude kermis, zo ondervindt Laura (51).

‘Duurzaam ontwricht’ is de relatie volgens beide partners, lees ik. Au. Toch weer au. Voor me ligt een financieel concept-voorstel voor het scheiden van mijn man, na een kleine dertig jaar samen. Ik wil niet in de emotie schieten, maar dat gebeurt toch. Weer. Vooral als ik het hele officiële papier doorlees, en er nauwelijks een biet van begrijp. Zonder het te willen begin ik me kwaad te maken. Met je ‘duurzaam ontwricht.’ Dat vond híj toch zeker, maar ik niet! Ik had er alles aan willen doen nog. En nu moet ik hier straks mijn handtekening onder gaan zetten. Aan tafel met hem (jurist) en een ‘financieel mannetje’ (jurist). En met mezelf dus (geen jurist). Ik snap er niets van, op voorhand, en zij wel. Een mooie beginpositie om mee te eindigen, verdomme.

Scheiden? Dat doe je niet. Scheiden? Niets voor mij. Mij zou dat nooit gebeuren, ik wist dat zeker. En nu zit ik met de gebakken peren. Wat een oen ben ik, en wat was ik arrogant… Hoe kon ik denken dat het mij bespaard zou blijven, en: hoe is het toch mogelijk dat hij en ik, of all people, zo ver zijn gekomen? Al tien maanden zijn we uit elkaar, zij het dus nog niet officieel, en nóg kan ik het soms niet geloven.

Ik kom uit een heel gezin. Mijn ouders trouwden in 1963 en bleven 56 jaar lang, tot de dood hun scheidde, daadwerkelijk van elkaar houden. Ik vond dat normaal, zo zou het ook bij mij gaan. Sleutelkinderen te over sinds mijn jeugd, en later vrienden die uit elkaar gingen, maar niet wij, niet wij, wij niet. Natuurlijk niet. En nu dus toch.

Het concept is, behalve in een absurde taal geschreven, in mijn nadeel, begrijp ik na het lang te bestuderen. Want echt trouwen deden mijn ex en ik nooit, en we sloten ook geen geregistreerd partnerschap. We sloten een samenlevingsovereenkomst, dat wel, in 1995 waarbij ik, blijkt nu, danig heb zitten slapen. Ik was dan ook pas zesentwintig. We kochten op dat moment een appartement, eensgezind en vol verwachting (van ons eerste kind), een frisse eerste verdieping in een nette buurt van onze studentenstad.

We waren gemaakt voor succes, zo leek het. We kregen een kindje, op het moment dat wij dat wilden, dat alleen al! Verder was mijn man, o nee, mijn vriendje, officier van justitie aan het worden, en schreef ik sinds een jaar of drie regelmatig artikelen voor diverse kranten, over onderwerpen die me aan het hart gingen. We hadden lieve ouders, leuke broers en zussen en beiden een bul: ons kon niets overkomen. Van de samenlevingsovereenkomst die we bij een notaris tekenden, begrepen we beiden geen klap. Dat bleek meteen toen we na afloop buitenstonden. ‘Jij snapte alles, toch?’ vroeg ik, hoopvol. ‘Eh, nee,’ zei hij, ‘ik hoopte juist dat jij het me nu uit ging leggen.’ We lachten en zwierden schouderophalend de straat uit. Lang leve de liefde, lang leve de toekomst: ons kon niets gebeuren. Wat maakte het uit, dat hele contract.

Wat een eend was ik. En hij dus ook. Maar nu ben ik er de dupe van. Want het huis – later vervangen door een ander huis – is van ons. En de rest niet, de rest is van hem. Op zijn pensioen kan ik geen enkele aanspraak maken. Hoe we ons leven ook inrichtten: wat ik deed, deed er niet toe. Wat hij deed, wel.

Tijdens onze achtentwintig jaar samen begon en eindigde ik als freelancer, waar hij al gauw in vaste dienst kwam en bleef. Ik maakte boeken en krantenartikelen, hij ging naar een kantoor en had daarnaast wat erg dikke en leuke standaard bijverdiensten. Ik zorgde voor het huis en de kinderen, het leeuwendeel van de tijd, en al gauw veel meer dan ooit voorzien, want we bleken zeer zorgintensief kroost te hebben -waar niemand iets aan kon doen. Hij verdiende veel meer dan ik; het leek een goede oplossing.

We rolden in het aloude kostwinnaarsmodel, en dat leek, zij het soms heus wel frustrerend, het meest logisch. Een handige taakverdeling, die niet anders kon. Ik bleef flexibel en altijd in staat tot zorgen, waar hij dat nu eenmaal niet was. We gooiden het geld dat binnenkwam altijd op een hoop, en leefden er goed van. Samen hadden we een meer dan normaal inkomen en boden we bovendien de beschutte jeugd die onze kinderen verdienden en behoefden. Wie maalde er ooit nog om dat samenlevingscontract? Ik niet. Hij ook niet. Het lag ergens in een la, het was wel goed zo.

Maar nu zit ik. Zonder pensioen. Pas als ‘ie doodgaat, zo blijkt, krijg ik nog iets voor de kleine dertig jaar dat we samen waren, samen ons leven vormgaven. Het is gekmakend, en het is de wet. De wet die gemaakt is door mannen voor mannen, die nog steeds geldt. De wet die al eeuwenlang doet of werk thuis, zorg, huishouden, niets betekent.

Was ik getikt erin te trappen? Ben ik een ouderwetse muts? Een goedgelovige dombo? Blijkbaar wel. Maar ook weer niet helemaal, geloof ik. Want mij ex, het vriendje van weleer, bijkt toch niet helemaal in een lul veranderd te zijn. We komen tot een overeenkomst die iets minder beroerd voor me uitpakt, dan had gekund. Diep ademhalen nu maar, en fiks zuchten. Moedig voorwaarts. Binnenkort is alles weer normaal, zeg ik tegen mezelf, zij het een niéuw normaal. Dat samenlevingscontract kan weer terug in de la waar het thuishoort, zij het om er dan echt nooit meer uit te komen.

NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.

NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)

gifgif
Monica Oliveira
Monica Oliveira
Monica Oliviera interviewt vrouwen voor Saar Magazine. Ze is 51, getrouwd en woont in Twente. Haar drie kinderen zijn min of meer de deur uit - behalve rond etenstijd.

RECENTE ARTIKELEN