Renée Fokker: “Eigenlijk denk ik nog steeds: wat wil ik later worden als ik groot ben?”

-

Actrice Renée Fokker is wel klaar met dat hokjes denken van anderen. Want hoezo kan zij niet gaan backpacken? Of tot zes uur in de ochtend dansen? Omdat ze boven de 50 is? Wat een onzin!

Halverwege het interview lacht ze hard. Haar ogen, pretogen, schieten vol vuur. “Ik weet nog steeds niet wie ik ben. En dat is ook het leuke van deze leeftijd, of nee, deze levensfase. Ik hoef dat ook niet te weten. Hoezo? Voor wie? Het is juist heerlijk om daarin alle vrijheid te hebben. Dat ge-moet de hele tijd. Dat je zo en zo moet zijn omdat je deze leeftijd hebt. Of dat je dit en dat moet doen, want dat past nu. Ik zit nu vooral in een rare tijd van mijn leven, waar iedereen ook iets van vindt, terwijl het ook maar gewoon is wat het is.”

Met die rare tijd doelt ze op haar scheiding, nu zes jaar geleden, nadat ze verliefd werd op haar tegenspeler Porgy Franssen. Het was een behoorlijke storm, die de boel overhoophaalde. Maar ze wil het er ook niet al te veel over hebben. “Los van dat het veel mensen verdriet en pijn heeft gedaan, is het verwarrend, ook voor mij. Ik ben 27 jaar getrouwd geweest met Tom, en we zijn nu niet meer samen. Hij woont om de hoek, we zien elkaar regelmatig. Ik beschouw hem als mijn beste vriend. En nee, ik woon niet samen met Porgy, en ik ga ook niet meer trouwen. Ja, dat soort vragen krijg ik dus hè.”

Het is ook lastig, dit soort dingen voor jezelf uitvogelen.

“Ik was altijd heel close met Tom, maar toch is het anders gelopen. En waarom? Ik kan het moeilijk duiden. Hoe zeg je dat, de koek was op? Uit elkaar gegroeid? Dat ik verliefd werd op een ander heeft mij ook verrast. In eerste instantie was er paniek. Ik heb een monogaam huwelijk gehad en ineens werd ik verliefd op iemand anders. En dat was zo groot en intens, dat het me letterlijk overspoelde. Ik had het misschien kunnen negeren, als dat al mogelijk is, want dat soort dingen laten zich nu eenmaal moeilijk leiden en plooien, maar dat heb ik dus niet gedaan. En dan moeten alle kaarten opnieuw geschud worden en dat is een ingewikkeld en vooral ook lang proces. Ik ben nu zes jaar verder en ben nog steeds niet op de rit. De consequenties aanvaarden van de stappen die ik nam vond ik lastig, daar ben ik ook wel voor weggelopen. Ik ben niet zo van de confrontatie en moeilijke gesprekken. Wat me het meeste raakte was het verdriet en de boosheid van mijn kinderen. Mijn dochter Esah was destijds 14, mijn zoon Daan 19, dat zijn gevoelige leeftijden. Het is goed dat ze nu hun eigen leven hebben, dat ze niet meer in de slipstream van mijn keuzes worden meegenomen. Esah is onlangs op zichzelf gaan wonen. Zij heeft heel bewust de moeilijke tijd thuis meegemaakt, dat er nu wat afstand is, is voor haar goed.”

Is dat prettig, een leeg huis na zo’n turbulente periode?

“Toen Daan het huis ging heb ik een dag lopen huilen, met Esah was ik er beter op voorbereid, maar leuk vond ik het niet. Gelukkig wonen ze beiden in de buurt en zien we elkaar vaak, dat scheelt ook wel. Ik vind het eerlijk gezegd ook wel fijn om alleen te zijn. Ik geniet van die stomme dingen als televisiekijken in bed, een dag op de bank hangen en lezen, opstaan wanneer ik wil. Het is nooit een issue geweest, maar nu het kan vind ik het een vreemd soort luxe. Ik hoef aan niemand uit te leggen waarom ik iets doe. Ik ben overigens niet echt alleen, want ik help een Cubaan die is gevlucht om hier zijn leven op te bouwen. Hij woont nu tijdelijk bij mij. Ik ben een tijd geleden eerst met twee vriendinnen naar Cuba gegaan, en later nog een keer alleen omdat ik het zo’n intrigerend land vond. Ik ontmoette die tweede keer een ontzettend leuk gezin, en de vrouw daarvan mailde me op een dag dat haar neef via Rusland en Japan op Malta terecht was gekomen, maar daar niks kon. Nou, kom dan maar hier naartoe dan kunnen we kijken of er werk is. We leven in overvloed dus het minste wat je kunt doen is iemand helpen in nood.”

Heb je dat van huis uit meegekregen, mededogen?

“Mijn moeder nam ook iedereen in huis. Ze komt uit een groot katholiek gezin, dus barmhartigheid was wel iets waar ze waarde aan hechtte. Ze vond het belangrijk om te helpen. Vriendinnetjes die het minder hadden konden altijd bij ons terecht. Logeren, eten, het was nooit een probleem. Met kerst kwamen er altijd gevangenen uit de Tbs-kliniek in Groningen samen met hun begeleiders bij ons eten en slapen zodat ze met de feestdagen niet alleen waren. Het was ook wel de zoete inval. Dan was er weer een of ander trio uit Tsjechoslowakije die een huiskamerconcert gaf bij ons in huis. Of organiseerde mijn vader en broers een filmhuis omdat dat in Nijmegen, waar ik ben opgegroeid, niet was. En dan zat ik als klein meisjes achter de kassa. Ik kom uit een gezin van acht kinderen, boven me heb ik zes broers en zussen, vijf jaar later werd ik geboren en zeven jaar later kwam er nog een zusje. Het was bruisende omgeving waar veel kon, veel reuring was, en heel erg jaren zeventig. Feestjes, blowen, rock ‘n’ roll. Ik heb mijn middelbare school nooit afgemaakt. Toen ik examen moest doen waren mijn ouders op vakantie in Mexico en mijn broers en zussen die op mij moesten passen waren aan het feesten. Ik heb de school gebeld en gezegd dat ik niet meer kwam. Een dag later zat ik in een busje op weg naar Marokko – dat we overigens niet hebben gehaald, in Spanje was het geld op.”

Hoe heeft dat grote gezin je gevormd?

“Ik heb behoorlijk voor mezelf leren opkomen. Mensen vinden mij soms bot en direct, maar ik heb me gewoon leren handhaven. En dan kan ik ineens zo, boem, iets zeggen. En dat is dan heel ontactisch, maar dat zeg ik niet om iemand anders te veroordelen of beoordelen, maar gewoon omdat het me niet bevalt. Ik heb geleerd om voor mezelf te zorgen, om te overleven. Als de zevende in de rij hoorde ik nergens bij, ik was te jong voor de zes boven me en te oud voor mijn jongste zusjes. Ik was autonoom, laveerde tussen alles door. Dat is fijn, want daarmee creëer je voor jezelf ook veel vrijheid, maar zorgt ook voor dat ik hoor nergens bij-gevoel gehad. Toen we laatst het huis van mij moeder moesten leeghalen, ze is 92 en wordt vergeetachtig dus ze ging naar een verzorghuis, dan wordt met het plannen van zo’n dag het meest met de oudsten rekening gehouden en het minst met mij. Maar ik heb ook geleerd: dat is niet erg. We zijn met z’n achten, er is altijd iemand die de leiding neemt en iemand die achteroploopt. En ik ben dan degene die haar eigen gang gaat, en dat hele groepsproces een beetje aan me voorbij laat gaan.”

Je hebt de afgelopen jaren veel gereisd, heb je dat nodig gehad om te herijken?

“Het klinkt misschien wat zweverig, maar dat reizen had ik nodig om weer bij mezelf te komen. Ik was altijd de actrice van dat of dat stuk, de vrouw van, de moeder van, de dochter van, als je reist dan valt dat allemaal weg. Er was geen context meer, alleen Renée. Het is een soort reset van wie je bent. De reizen die ik alleen maakte waren geweldig, maar ook confronterend. Het spiegelt je, en dat had ik nodig. Toen ik alleen naar Cuba ging had ik wel zoiets van: o god, en nu? Met vriendinnen is het makkelijk, nu zat ik alleen aan een tafeltje in een restaurant. Ik was vooraf ook bang: als het maar goed gaat. Dat soort gekmakende gedachten is gif in je hoofd. Want toen ik er eenmaal was, was het oké.”

Het is ook wel vrouw-eigen om de hele tijd ‘wat als’, ‘stel dat’ te denken.

“Ja, maar het gekke is dat me er, gelukkig, niet door laat leiden. Want ik maak wél die reis. Het is als het ware mezelf pijnigen. Al die doemscenario’s vooraf bedenken en dan toch gaan, dwars tegen al die gif-gedachten in. Alsof ik het leven wil uitdagen: kom maar op. Als ik dingen eng vind dan doe ik ze juist. Ik ben ook wel een ingewikkeld mens. Ik heb last van verbindingsangst en van verlatingsangst, ik ben praktisch en aards, maar ook chaotisch en emotioneel, soms heb ik een heel duidelijke mening en soms denk ik: wat vind ik hiervan? Wie ben ik dan? Nou, al die verschillende dingen dus. Het is onzin dat je op mijn leeftijd het allemaal weet en jezelf zo goed kent. Ik geloof niet dat mensen ooit ‘af’ zijn, want juist in dat ‘onaffe’ zit groei en verrijking. Je wil toch ervaren, voelen, leven? Nou dan.”

Is dat ook wat je nu doet, ervaren, voelen, leven?

“De periode waarin ik nu zit doet me denken aan de tijd tussen mijn twaalfde en vijfentwintigste. Ik ben dat kind dat op haar fietsje door de stad reed. Dat meisje die op haar zeventiende naar Japan ging om als model te werken. Die jonge vrouw die zó graag toneel wilde spelen dat ze geen auditie durfde te doen. Ik was ongrijpbaar, ontastbaar, maar ook zo ongelofelijk kwetsbaar. Ik wilde gezien worden, maar liet niet naar me kijken. Totdat ik Tom leerde kennen. Met hem bouwde ik mijn leven op, gezin, werk, huis, het waren duidelijke kaders. En nu zit ik weer in de fase van los-zijn. Heel even dacht ik dat het goed zou zijn om eens met iemand te gaan praten, maar daar schoot ik niks mee op. Ik ben bij drie therapeuten geweest en elke keer dacht ik: jullie struggelen net zo goed als ik. Uiteindelijk kun je alleen maar jezelf helpen. Bovendien moet ik iemand hebben die mij goed kan doorgronden, die zegt: ‘Fokker, doe eens even rustig’. Ach, dat hele op de bank liggen was voor mij geen openbaring. Bovendien kan ik mezelf ook goed een schop onder mijn kont geven. Als ik verdrietig ben, ga ik mijn huis schoon maken, sporten, en nodig ik mezelf uit bij iedereen. Ik ben niet zo van het uitpraten en het allemaal op tafel gooien. Ik denk dat dat toch te maken heeft met die katholiek achtergrond van mijn moeder. Mijn moeder had een oordeel over alles, en ik heb nog steeds een latent gevoel van schaamte voor mijn gevoelens, falen, emoties, verliefd worden. En ergens vind ik het ook wel fijn om dingen voor mezelf te houden. Ik ken heel veel mensen, maar er zijn er maar een paar die echt alles van mij weten.”

Is er een verschil in die fase van los-zijn toen, en nu?

“De kwetsbaarheden zijn er nog, evenals de onzekerheden en die gedachtestroom die maar blijft malen, maar ik blijf er rustig onder, er is minder paniek. Wat ik heb geleerd is dat ik alles alleen kan. Mijn huis, werk, ik red het prima. Ik oordeel ook minder hard over mezelf en laat het leven op me afkomen, omdat ik nu het vertrouwen heb dat het wel goedkomt. Het is ergens ook gewoon een tweede puberteit, met als verschil dat die hormonen nu mijn lichaam uit gaan. En tegelijkertijd vind ik zo’n term als tweede puberteit vreselijk cliché. Ik ga bijvoorbeeld graag uit, hou van feesten en een hele nacht dansen. Mensen labelen graag, jij doet dat, dus je bent in de menopauze. Echt niemand die vraagt: vind je het leuk? We zijn geconditioneerd, zitten vol met vooroordelen. Ik vind toevallig dansen mijn hele leven al leuk. Komt denk ik ook door mijn familie, we hielden ontzettend van feesten. Dat was voor ons een manier van communiceren. Er werd minder over emoties gepraat, maar we verbroederden door samen met dansen. Er waren ook veel feesten thuis, mijn ouders waren enorme nachtbrakers. Toen ik veertig werd en was mijn vader al ziek, maar we doken pas om zeven uur ‘s ochtends ons bed in. Maar goed, dat oordelen doe ik eigenlijk ook. Ik oordeel continu over mezelf. Dan sta ik op een feest en vraag ik me af waarom ik hier in godsnaam rondloop, wat moeten mensen wel niet denken van dat oude feestbeest? En dat vergeet ik dan ook meteen weer. Continu die twee kanten, oordelen en naast me neer leggen, bang zijn en in het diepe springen, kwetsbaar zijn en gereserveerd.”

Toch dat ongrijpbare meisje.

“Ik ben inderdaad niet zo goed te vangen. Maar wil dat ook niet. Die hele hokjescultuur, vreselijk. Het begrenst, vernauwd, benauwd. Ik kan er slecht tegen. Iemand is toch niet alleen maar of katholiek, of een feestbeest, of een asielzoeker, of een actrice, maar die labels zorgen er wel voor hoe er tegen je aan wordt gekeken. Vrouwen van boven de 50? Allemaal opvliegers en overgangsgedoe. Wat een onzin! Over die overgang, ik had nergens last van, was tot een jaar geleden gewoon ongesteld en nu is het klaar. Geen opvliegers, niet dik geworden, pas toen het moment daar was, dacht ik: oh ja. En het is natuurlijk ook zo dat mensen zich graag laten begrenzen. Het is een fijne houvast voor wie je bent, iets waar je lekker tegenaan kunt leunen. Toen ik ging reizen zei iedereen: rondreizen met een backpack, dat kan toch niet? Natuurlijk kan dat. Ik heb de Camino de Santiago gelopen en in hostels geslapen tussen de jonge mensen. Gewoon omdat dat veel leuker was dan in mijn eentje in een luxehotel. Die vrijheid moet je jezelf gunnen. In alles, ook in je gedachten. Toen ik in Cuba was dacht ik: ik ga hier wonen. Ik trouw met een Cubaan en ga een strandtent beginnen. Het is dat ik zo van mijn vak hou en het uiteindelijk niet doe, maar dat dagdromen is heerlijk. Ik denk wel vaker dat ik een ander leven moet beginnen. Als psychiater bijvoorbeeld. Of mijn zoon helpen met het organiseren van feesten. Eigenlijk denk ik nog steeds: wat wil ik later worden als ik groot ben?”

Renée in het kort
Naam: Renée Fokker (1961)
Beroep: actrice en auteur
Moeder van: Daan (25) en Esah (20)
Was vast verbonden aan: Toneelgroep Amsterdam, van 2004 tot 2010 , en speelde daar o.a. in Kruistochten, Romeinse tragedies, Scènes uit een huwelijk.
Speelde ook in: onder meer Met grote blijdschap, Het Diner en in films als Blind Date en Oh Baby.
Won: een Gouden kalf voor haar rol in Blind Date.
Zagen we op televisie in: onder meer in De zomer van “45, Vrouwen Vleugel, Zwarte Tulp, De Mannentester.

Tekst: Saskia Smith, Fotografie: Ester Gebuis, Styling: Gwendolyn Nicole.

 

 

 

 

gifgif

RECENTE ARTIKELEN