Als iets te mooi is om waar te zijn, is het meestal niet waar. Zo ging het ook met Ediths Engelse liefde A. in Frankrijk. De relatie is helaas op de klippen gelopen en nu zit ze weer alleen, onder de kerstboom nog wel.
(Wat vooraf ging: Edith heeft een Engelse vriend, A., een man die op het Franse platteland woont. Maar zijn ex waart rond op zijn landgoed en verdrijft Edith terug naar Nederland. A. reist haar achterna naar Amsterdam, maar de combinatie stadsvrouw en plattelandsman loopt daar niet van een leien dakje. Uiteindelijk proberen ze het nog samen in een camper, maar dat leidt ook tot slaande ruzie.)
Ik ben weer terug in het bestaan dat ik jaren volhield voordat ik A leerde kennen. Na hem zal me dat ook wel weer lukken, hou ik mezelf voor terwijl ik me volprop met kerstkransjes. Tegen alle hoop van vooral mijn vriendinnen in, bleek mijn Engelse liefde in Frankrijk geen prins te zijn en ook niet, wat ik zelf best al genoeg vond, een beetje prins.
Met Kerst precies een jaar geleden reed ik duizend kilometer naar het zuiden in de veronderstelling dat de man die ik de maand daarvoor maar heel even had ontmoet de juiste was. Soms moet je iets impulsiefs doen. De waarheid is dat ik na een paar dagen al twijfelde. In Amsterdam was het waarschijnlijk anders gelopen, maar ik zat op een heuvel in de Dordogne, hij was lief en sterk en ik besloot de relatie een kans te geven. Ik liet mijn oren hangen naar mijn vriendinnen die zeiden dat verliefdheid anders is dan wanneer je jong bent, dat je niet meer zo holderdebolder bent en tja, wat is verliefdheid? Verliefdheid gaat over en liefde kan groeien. Dus ook al was ik niet zo verliefd, vooruit met die geit.
Tja, de vriendinnen! Het was hartverwarmend zo blij als ze voor me waren, hoewel naar mijn smaak een tikje hysterisch toen ze kennis met hem maakten in Amsterdam. Ik snap het wel. Terwijl ze allang de hoop voor mij hadden opgegeven, verscheen daar dan eindelijk de ware aan het front. Beetje laat weliswaar, maar ik was gered! Het was alsof ik mijn eerste vriendje meenam naar mijn ouders. A. bleek met al zijn charmes en positieve kijk op het leven bovendien een heel aimabele man en het sprookje kon kortom niet meer stuk.
Maar het was geen sprookje en de liefde van mijn kant groeide niet. Wel van de zijne. Hij was lief en zorgzaam en zeker in het begin wentelde ik me in al die verrukkelijke aandacht. Mijn twijfels weet hij aan alle jaren dat ik alleen was geweest en hij dacht dat hij dat met geduld en liefde kon oplossen. Misschien had hij een punt, maar ik vond het beledigend. Alsof ik al die jaren geen leven heb gehad. Alsof ik ergens aan lijd. Alsof ik alleen maar liefde kan voelen voor één enkele man in mijn leven. Bonus was wel dat zijn liefde mijn vagina weer deed opengaan en in mijn hart veroverde hij zeker een plek. Alleen niet dé plek.
Ik had niet het gevoel dat ik mijn leven met hem kon delen. Daarvoor liepen onze interesses, kennis en achtergrond te veel uiteen. En weer zeiden mijn vriendinnen dat het normaal is dat je niet alles kunt delen in een relatie en dat het ook niet hoeft. Dat klonk heel redelijk en ik probeerde er dus het beste van te maken. Maar het gebeurde te vaak dat ons gesprek stilviel omdat we geen idee hadden waar we het nog over moesten hebben. Ergernissen van mijn kant staken steeds vaker de kop op. Ik probeerde me er overheen te zetten, ze te negeren, te verdragen, om te buigen, hem te accepteren zoals hij is, maar het werd alleen maar erger. Mijn stekelige en vaak onaardige opmerkingen vond hij – de lieve schat – heel gevat, maar de waarheid is dat ik er een naar mens van werd, voor hem en voor mezelf. Dat was het teken dat ik ermee moest stoppen.
Ik moet denken aan ‘De Waarheid’ van Marco Borsato. Hoe vertel je iemand dat de zon niet langer schijnt… dat moest ik dus gaan vertellen. Ik wilde hem geen pijn doen.
‘Maar waarom dan?’ vroeg hij me in mijn appartement in Amsterdam.
‘Omdat jij duizend kilometer verderop woont,’ draaide ik er omheen, ‘en we niet eens dezelfde interesses delen. Dan maakt een lange afstand relatie knap lastig.’
‘Welke interesses dan? Ik sta open voor al jouw interesses.’
‘Jij houdt bijvoorbeeld van de natuur en van auto’s.’
‘Dus jij wilt zeggen dat je niet van de natuur houdt.’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ik zwak.
‘Wat dan? Ik geef je niets dan liefde, ik ben totaal flexibel, ik ga mee in al jouw grillen en ik hou zielsveel van je.’
‘Maar het is niet genoeg,’ hoorde ik mezelf fluisteren en ik voelde me meteen een verwend rupsjenooitgenoeg.
Want liefde alleen moet toch genoeg zijn? Ik wilde hem vertellen waaraan hij niet voldoet en wat ik dan wel van een man wil en daaraan toevoegen dat hij nog steeds één uit duizenden is en dat ik zijn liefde en zorgzaamheid zou gaan missen. Maar dat leek me een verkeerde en dubbelzinnige boodschap. Dus zei ik wat echt telde: ‘Ik ben niet gelukkig met jou in een relatie.’ Ik wilde daar nog aan toevoegen dat ik niet van hem hou, maar dat kreeg ik niet uit mijn strot.
Ons afscheid was hartverscheurend. Hij smeekte me de relatie niet te beëindigen en ik zei lafhartig dat we vrienden zouden blijven, maar ik weet niet of dat lukt. Op de ochtend dat ik hem naar het vliegveld bracht, huilden we allebei. Hij omdat hij mij moet missen, ik omdat niet gelukt is wat ik zo graag wilde en omdat ik het vreselijk vind hem zo’n pijn te doen.
Nu onder de kerstboom denk ik aan mijn grote liefde die mij lang geleden afwees. Boos verweet ik hem dat hij zat te liegen toen hij zei dat hij ook verdrietig was omdat het uit was, want waarom had hij het dan uitgemaakt? Ik zou A. wel willen vertellen hoe rot ik me voel en dat ik zijn liefde mis, maar ik ben bang dat hij net zoals ik destijds daar de verkeerde conclusies uit trekt. Dus neem ik nog maar een kerstkransje. Chocola troost.