De dochter van Miriam woont in Dubai en is hoogzwanger. Op zich al een lastige situatie, maar nu is het ook nog eens coronatijd. Het liefst was Miriam bij het horen van het heugelijke nieuws direct op het vliegtuig gestapt om de hele zwangerschap naast haar dochter te zitten, maar dat zit er niet in.
‘Mam? Ik heb wat babykleertjes besteld in Nederland. Is het goed dat ik deze naar jouw adres laat sturen?’. Vijf maanden geleden kreeg ik te horen dat mijn dochter en haar man in verwachting waren. De eerste paar dagen was ik hysterisch blij en verdrietig tegelijkertijd. Blij omdat ik oma zou gaan worden, verdrietig omdat mijn kleinkindje in Dubai geboren gaat worden en daar ook zal gaan opgroeien. Naarmate de weken, maanden verstreken, werd de zwangerschap van mijn dochter steeds abstracter. Vanaf het moment dat het coronavirus de wereld in zijn greep hield heb ik mijn dochter slechts één keer een uurtje gezien. Haar te moeten missen doet af en toe al zo’n pijn, nu er een kindje in haar groeit betrap ik mezelf erop dat ik de gedachte aan alles wat ik mis en moet gaan missen wegstop. Het liefst was ik, nadat ze mij vertelde dat ze zwanger was, meteen naar haar toegevlogen om vervolgens de rest van haar zwangerschap naar haar buik te gaan zitten turen. Dat zit er, naast het feit dat dat een beetje raar zou overkomen, helaas niet in.
Mijn leven is hier. In Nederland. Met mijn man, zoon, moeder, vrienden en mijn werk. Ze stuurt mij foto’s van de echo. Filmpjes waarop kleine handjes en voetjes te zien zijn. Dat alles goed gaat. Dat ze zo moe is. Dat ze een babyledikantje heeft gekocht, een kinderwagen. Ze stuurt mij foto’s van haar buikje. Steeds vanaf dezelfde plek voor de spiegel in haar badkamer. Op de achtergrond ontwaar ik een overvolle wasmand. Ik wil naar haar toe. Haar lege wasmand wegwerken. Voor haar koken. Naar haar staren terwijl ze een dutje doet. Voor haar zorgen. Ik begreep hysterisch blije oppasoma’s nooit. Had je eindelijk je handen vrij moest je weer gaan zorgen voor zo’n pupje. Maar blijkbaar maakt je lichaam meteen weer oxytocine aan als je te horen krijgt dat jouw kind een kind gaat krijgen.
Ik stuurde mijn dochter een berichtje dat de bestelling babykleertjes in prachtig verpakte chique dozen was bezorgd. ‘Maak eens open’ stuurde ze tot mijn grote schrik terug. Ik wilde dat niet. Ik vond dat zonde van die mooie strikken liet ik haar weten. Daar had zij, nuchter als ze is, geen boodschap aan. Als de kleding niet zo mooi was als ze dacht moest ik het retourneren was haar reactie. Voorzichtig opende ik de pakketjes en zag dat de kleertjes in vloeipapier was ingepakt. Een voor een haalde ik de extreem zachte pastelkleurige babypakjes eruit en liet ze voorzichtig door mijn vingers glijden. Over slechts een paar maanden zou mijn dochter deze pakjes gebruiken om haar kindje mee aan te kleden. De armpjes door de mouwtjes. De beentje voorzichtig door de pijpjes heen gestopt. Het kleine pasgeboren bolletje er bovenuit. Mijn keel zat potdicht toen ik een filmpje van de kleding maakte die ik vervolgens naar haar stuurde. Snel stopte ik alles weer terug in het vloeipapier, liep naar mijn kledingkast boven, gooide er met één armzwaai wat kleding van mij op de grond, en legde zorgvuldig de dozen opgestapeld in mijn kast en deed vervolgens de deur dicht.
Ik liep naar beneden, zette een kop thee en liep de tuin in. Bij wijze van ‘voor iets zorgen’, kocht ik een bups nieuwe planten en besloot die héél veel liefde te geven. Tenminste, tot de bevalling wordt aangekondigd. Dan stap ik op de eerste de beste vlucht naar Dubai.