O jee, straks kom ik in de bijstand

-

Heerlijk moet dat zijn, je hele leven een beetje pierewaaien en je geen seconde bezighouden met saaie zaken als vastigheid en je pensioen. Maar op een dag ben je 50+, is de poen bijna op en vraag je je af: wat nu?  “Ik ben bang dat ik moet stoppen met alles wat mijn leven leuker maakt – op een terrasje zitten, naar de film, af en toe uit eten. 

Mijn moeder groeide op in een villa met vijf bedienden in Nederland-Indië tot ze op een dag in de Jappenkampen verdween en later tot op het bot berooid in Nederland aankwam. Ik kan me geen enkele voorstelling maken van wat ze heeft doorstaan, maar het besef dat je zomaar alles kwijt kunt raken zit ongetwijfeld in mijn genen.

Lees ook: ‘Mijn man is met pensioen en ik vind het vreselijk’

Mijn ouders deden er, zoals die hele naoorlogse generatie, alles aan om het goed te hebben. En dat lukte. Bij ons thuis was geld genoeg. Ik vond dat vanzelfsprekend, mijn ouders niet, die wisten wel beter en wilden daarom dat ik ging studeren. Ik kreeg een eigen bankrekening waarop mijn studiegeld werd gestort en ze drukten me op het hart dat ik daar zuinig mee moest omgaan en goed moest sparen. Mijn eigen broek ophouden, daar draaide alles om en hetbeste recept daarvoor was een vaste baan. Een baan die zekerheid bood. Tot aan het pensioen. Ik kreeg er rebelse gedachten van, maar helemaal rebelleren durfde ik niet, en dus kwam ik terecht in banen waarin ik me totaal niet thuis voelde. De ergste was bij een modevakblad waar ik solliciteerde omdat er reizen in het vooruitzicht werden gesteld, niet omdat ik iets met mode had. Ik versloeg er zeven jaar lang de mannenmode. Vanwege de zekerheid. Het pensioen. Om mijn ouders tevreden te houden.

Op een dag werd ik ontslagen. Het was alsof ik bevrijd werd uit de gevangenis, zo voelde het. Ik nam me voor nooit meer iets te doen wat ik niet wilde, dacht na over wat ik dan wel wilde en maakte een lijst, zeg maar een bucketlist. Op nummer een noteerde ik ‘freelancen’. Het mooie daarvan is dat je je eigen tijd kunt indelen. Ik heb nooit iets begrepen van die negen tot vijf-mentaliteit. Soms werk ik beter na vijf uur en werk ik door tot diep in de nacht zodat het me niet lukt klokslag negen op een kantoor te zijn. Dat die vrijheid ook een prijs heeft, realiseerde ik me 25 jaar geleden niet. Ik was jong, had genoeg werk en luisterde niet naar mijn moeder die zei dat ik een pensioen moest opbouwen. Het was niet dat ik het met haar oneens was, maar ik wilde liever reizen. Dat stond namelijk op nummer twee van mijn bucketlist.

Al eerder was ik door de Sahara naar West-Afrika getrokken. Onderweg werd ik smoorverliefd op de reisleider met wie ik in Amsterdam een relatie kreeg. Hij wilde ontwikkelingswerker worden. Ik wilde graag met hem mee, maar dat wilde hij niet. Hij ging alleen. Met een gebroken hart bleef ik achter en in de jaren die volgden kwamen en gingen steeds weer andere mannen. Er zat er niet een tussen met wie ik me een toekomst kon voorstellen zoals ooit met de reisleider. Dat maakte me verdrietig, want ik wilde echt wel huisje, boompje, beestje. Ik was stinkend jaloers op vriendinnen die gingen samenwonen, huizen kochten, kinderen kregen en het in mijn ogen helemaal voor elkaar hadden.

Daar zat ik dan, alleen te zijn in mijn sociale huurwoning in Amsterdam. Ik denk weleens dat ik een vent had moeten trouwen om zijn geld of misschien niet meteen daarom, maar wel om er niet zo alleen voor te staan. Ik had dat waarschijnlijk ook wel gedaan, als ik dat makkelijk had gevonden. Maar dat vond ik niet. Ik wilde geen man van wie ik niet echt hield. Ik kon het niet (ik heb het vorig jaar nog geprobeerd. Ik ontmoette een Brit die al zijn charmes in de strijd gooide om mij te veroveren. Hoewel niet tot in mijn tenen verliefd, maar wel gevleid en aangemoedigd door vriendinnen, besloot ik het een kans te geven en hoopte ik dat mijn liefde zou groeien. Gaandeweg groeiden mijn ergernissen en ging ik totaal over mijn emotionele grenzen, wat tragisch was, ook voor hem).

Ik had nog steeds de droom ontwikkelingswerker te worden. Uiteindelijk lukte dat. Tegen een onkostenvergoeding leefde ik op afgelegen plekken in Oeganda waar ze nog nooit een witte hadden gezien. Ik leerde mensen zich uit de armoede te ontworstelen en voelde me een hemelbestormer. Toen het nieuwe en exotische eraf was, bleven alleen de ontberingen over en kwam ik erachter dat ik eigenlijk helemaal geen ontwikkelingswerker wilde zijn.

Terug in Nederland wilde ik hard aan het werk, maar door de crisis werden de opdrachten niet meer in mijn schoot geworpen en wisten mijn vroegere opdrachtgevers amper nog wie ik was.  Wat mij redde was de erfenis. Mijn moeder was al een tijdje dood en mijn vader volgde. Ik kreeg een mooi bedrag op mijn rekening. Het solliciteren lukte niet zo en uit verveling begon ik aan een roman. Ik vergat het solliciteren, schreef als een bezetene en ondertussen voltrok zich een wonder: ik werd gelukkig. En daarom schreef ik niet een, maar twee romans en vond ik zelfs, nummer vier op mijn bucketlist, een uitgever. En weer dacht ik niet aan geld.

Met romans schrijven verdien je niks. Op de bodem van mijn schatkist zie ik het lelijke gezicht van de armoede naar me grijnzen: ‘Jij met je bucketlist, je hebt gepierewaaid in plaats van elke ochtend naar kantoor te gaan zoals ieder zinnig mens dat doet. Je hebt mannen afgewezen die er best mee door konden. En dit is de consequentie van je keuzes: jij gaat arm en eenzaam oud worden.’

Ik wil het lelijke, grijnzende gezicht een dreun verkopen omdat het me zo bang maakt. Achteraf gezien – zegt het lelijke, grijnzende gezicht – had ik een deel van mijn erfenis moeten beleggen. Ik had ook de sociale huurwoning kunnen kopen waarin ik al meer dan dertig jaar woon, dan had ik er nu warmpjes bij gezeten. Ik had gericht aan mijn carrière kunnen werken, in plaats van door Afrika te trekken. Kortom: ik moet me van spijt de haren uit mijn hoofd trekken.

Maar ik heb geen spijt. Ik heb in mijn leven de dingen gedaan waarvan ik dacht ik spijt zou krijgen als ik ze niet zou doen. De bucketlist dus. Het avontuur van het reizen had ik nooit willen missen. Als ik geen ontwikkelingswerker in Afrika was geworden, had ik me nog steeds afgevraagd hoe het was geweest als… En dat ik die boeken ben gaan schrijven van het geld van de erfenis, beschouw ik als het mooiste cadeau dat mijn ouders me hebben gegeven. Dus als ik, god verhoede, in de bijstand terechtkom, is het me dat waard geweest.

Ik ben niet meer jaloers op de vriendinnen die het allemaal zo goed voor elkaar hebben, wat trouwens behoorlijk relatief is gebleken. Depressies, moeilijke kinderen, eenzaamheid, gevangen in een saai huwelijk, scheidingen – ik zie het allemaal om me heen. En als het bij sommige vriendinnen wel op rolletjes loopt en ze het materieel goed hebben, dan gun ik ze dat van harte. Daar hebben ze tenslotte hard voor gewerkt. Of niet, wat maakt het uit. Heerlijk voor ze dat ze nu kunnen gaan reizen. Fijn dat zij ook aan hun bucketlist toekomen. En natuurlijk, soms benijd ik ze omdat ze een financieel zorgeloze toekomst hebben, maar dat is nu eenmaal de consequentie van de keuzes die ik maakte.

Dat neemt niet weg dat ik zo bang ben in die bijstand te komen dat mijn gedachten op tilt slaan. Straks word ik in een keurslijf gedwongen, moet ik baantjes aannemen die ik afschuwelijk vind en moet ik stoppen met alle dingen die mijn leven zo aangenaam maken: met vriendinnen op terrassen zitten, shoppen, naar de film, heel af en toe uit eten, sporten. Als ik niets meer mag en alleen dingen moet die ik niet wil en in een sociaal isolement beland omdat ik me buitenshuis nog geen kop koffie kan veroorloven, dan ga ik liever dood. En dat vind ik dan weer zo vreselijk verwend klinken dat ik heel boos word op mezelf en iets verschrikkelijks doe. Ik koop een pakje sigaretten. Maar wat maakt het uit, liever dood dan in de bijstand. Ik heb mijn auto verkocht, loop uitzendbureaus binnen die me vragen wat ik in vredesnaam kom doen, want mevrouw we doen dat alleen nog maar online (en u bent vijftigplus, maar dat zeggen we er niet bij) en ik rook boos die sigaretten op waardoor ik misselijk word. Zo misselijk dat ik mezelf een halt toe brul.

Met moeite sluit ik het deksel van de schatkist zodat ik niet naar dat lelijke, grijnzende gezicht op de bodem hoef te kijken. Ik zet een kop koffie en denk na. Het is nog niet te laat. Ik verdien alweer wat. Sparen kan ik nog niet, al helemaal niet voor een pensioen. Maar mijn werk is zo leuk dat ik daar sowieso nooit mee wil stoppen. Ik ga niet denken aan mijn financiële toekomst. Dat durf ik niet. Het deprimeert me en bovendien, wat kan ik eraan doen. Misschien ben ik over tien jaar wel dood. Dus wat heeft het voor zin. Ik wil vertrouwen hebben en daar moet ik nú hard aan werken. Dus noteer ik nummer 5 op mijn bucketlist: ik ga weer genoeg verdienen om comfortabel te leven.

Of het gaat lukken? Waarom niet. Er is veel gelukt in mijn leven. Het zal moeilijk worden, maar ik laat me er niet onder krijgen. Dat wil ik niet, dat weiger ik. Krijg ik een paniekaanval, dan ga ik naar de sportschool of neem een glas wijn. En kom ik toch in de bijstand, dan moet ik er maar het beste van maken. Het is niet anders. Kop op, schouders eronder. Al is dat het laatste wat ik doe op mijn bucketlist.

Lees ook: Weinig of geen pensioen? Dit kun je doen

TEKST EDITH TULP

gifgif
Redactie
Redactie
De redactie van Saar bestaat uit een heel professioneel en toch gezellige groep van vrouwen rond de 50 & 60, plus een paar superleuke meiden van rond de 30 die wel alles weten van de nieuwste trends, techniek & social (en trouwens zo langzamerhand ook (bijna) alles van 50+ zijn).

RECENTE ARTIKELEN