Och lieve Papa (zo is het écht in een verpleegtehuis)

-

Mark Rutte en consorten, lezen jullie alsjeblieft even mee? Dit is het verhaal van een dochter met een vader in een verpleegtehuis. Een dochter die wel kan janken om haar vader en alle keihard werkende mensen die hem verzorgen.

“Het is er schoon, het ruikt er fris, het is er licht. Elke bewoner heeft een eigen kamer, in de koelkasten in de gezamenlijke ruimte staat lekker eten. Wie hier argeloos binnenwandelt, zou zomaar kunnen denken in soort zorghotel te zijn beland. Zo kwamen ook mijn broer en ik erbinnen, toen onze destijds negentigjarige vader – slecht ter been, een paar tia’s gehad, de ene valpartij na de andere – echt niet langer thuis kon wonen en wij na vijf jaar intensieve mantelzorg gesloopt waren. Een plek in het verpleegtehuis krijgen, betekende voor hem het verdriet van afscheid moeten nemen van zijn eigen huis en voor ons opluchting.

Die opluchting zat niet in het feit ‘dat we ervan af waren’ zoals een kennis het onkies omschreef. Je bent er helemaal niet vanaf, want ook een dierbare in een tehuis is erbij gebaat om regelmatig bezoek te krijgen, dat checkt of alles nog wel lekker loopt. Eens per week is wel het minimale, wij gingen, los van elkaar, veel vaker dan dat. De opluchting zat vooral in de hoop dat we, aan het einde van zijn leven, misschien nog een tijdje gewoon kinderen en vader zouden kunnen zijn, in plaats van zijn verzorgers.

Van die hoop zijn we inmiddels genezen. Gezien door de ogen van twee frisse vijftigers biedt het verpleegtehuis een weelde aan activiteiten. Gezien door de ogen van een negentiger is alles eng en moeilijk. Knutselen gaat niet lekker met stramme handen en in gezelschap doen zelfs de beste gehoorapparaten niets voor een haperend gehoor. Faalangst laat hem van het aanbod aan activiteiten afzien en wij kunnen er niet altijd bij zijn. Want het is dus niet zoals in de folder en op de site van zo’n tehuis, dat je overal een aardige medewerker naast een nog best wel fruitige grijze dame of heer ziet zitten.Dat er tijd is om iemand even op weg te helpen, een slechtziende voor te lezen of gewoon een praatje te maken. Zelfs de activiteitenbegeleiding moet zo efficiënt mogelijk worden gedaan. Eén mevrouw op tien mensen die van alles en nog wat mankeren, daar moet je niet teveel van verwachten.

Mijn vader, een trotse man, voelt zich al snel te veel. Hulp vragen vindt hij moeilijk, hij voelt zich tekortschieten als hij dingen niet goed kan verstaan. Bovendien heeft hij niet zo’n behoefte aan een bal overgooien of samen naar een documentaire kijken. Wat hij wil, is zelf gezien worden. In de zin van een praatje, een op een in zijn kamer, waar hij de ander beter kan verstaan. Of met iemand naar buiten, in de rolstoel die er inmiddels is gekomen. Het hoeft niet lang, een ommetje om het tehuis vindt hij al fijn. Even vijf minuten zitten en kletsen, eendjes voeren, van die dingen. We doen het zo vaak als we kunnen. Gemiddeld krijgt hij, met dank aan een huisvriendin die ook vaak even aanwipt toch wel zes dagen per week een vertrouwd gezicht te zien.

Omdat we er vrij vaak zijn, zien we ook het echte verpleegtehuisleven waar geen folder over rept. Geweldig personeel dat zich de benen uit het lijf rent om in ieder geval basiszorg te bieden. Maar dat ook weleens een oproep van een bewoner met hoge nood moet wegdrukken omdat er nog twee wachtenden voor hem zijn. Managers die besluiten dat er best een uur lang vergaderd kan worden over het nut van nóg meer handelingen registreren. En dan hebben we het niet over elementaire zaken zoals zorgen dat iedereen zijn medicatie krijgt of het eten van mijnheer J. door de blender gaat omdat hij er anders in kan stikken. Maar over elke dag de temperatuur in de privékoelkastjes checken en elke week de rolstoelen soppen. Of elke dag tien minuten kwijt zijn aan handelingen aanvinken die aantonen dat iemand gewassen en aangekleed is. Zoals ik niet durf aan te kloppen met een vraag als het gezelschap weer eens in vergadering zit, zo durft mijn vader vaak niet te bellen als hij naar de wc moet of graag het zonnescherm naar beneden wil omdat de zon pal zijn kamer inschijnt.“Ze hebben het al zo druk,” zegt hij dan verontschuldigend, want hij ziet de verzorging natuurlijk ook rennen. “Laat maar.”

Er zijn momenten dat er één verzorger op twaalf zeer hulpbehoevende mensen staat. Dan kun je als instelling nog zo trots zijn op het fenomeen ‘eigen regie’, een bewoner kan simpelweg niet zelf bepalen dat hij of zij wil douchen, als er geen mensen zijn om daarbij te helpen. Nog even afgezien van de vraag of iemand die na een paar tia’s niet meer zo snel schakelt, niet meer heeft aan een zorgzame begeleider die even zijn brood snijdt dan aan de ‘eigen regie’ van ook dát weer moeten vragen.

‘Eigen regie’ is een term waarmee de verantwoordelijkheid voor alles bij de kwetsbare bewoner wordt gelegd. Dit is een generatie die niet durft te vragen. In de praktijk worden de assertieven die het wél durven bovendien al snel als ‘lastig’ gezien. En als je voor alles van anderen afhankelijk bent, dan kijk je wel uit om ‘lastig’ te zijn. Dát is het lot van honderdduizenden bewoners in verpleegtehuizen. Ze zijn het slachtoffer van marktwerking in de zorg en accountants die de dienst uitmaken, terwijl een doorgewinterde verzorgster met gezond verstand duizend keer beter weet wat er moet worden gedaan en hoe dat moet worden gedaan.

Mijn vader zit zijn dagen uit, veelal op zijn kamer, de enige plek waar hij voor zijn gevoel ‘mag’ zijn. Hij kijkt soms tv, hij probeert wat te lezen. De dagen bestaan vooral uit wachten. Op zijn afdeling wonen twee mensen die erg veel verzorging nodig hebben. Daar kunnen die zielen ook niets aan doen, maar een half uur wondverzorging gaat uiteraard ten koste van de andere bewoners. Het is niet zo dat bewoners vriendschappen sluiten, zoals mijn broer en ik stiekem hadden gehoopt. Iedereen is vooral bezig met zichzelf en de eigen mankementen.Aan tafel een gesprekje op gang houden is lastig: de een hoort niets, de ander kan niet meer praten, een derde moet gevoerd worden. Het gros van de mensen die in een verpleegtehuis wonen, bestaat niet uit degenen die nog door het restaurant suizen in kekke elektrische rolstoelen, maar uit mensendie veel hulp nodig hebben. En niet veel kunnen met ‘eigen regie’, omdat ze al blij zouden zijn met wat meer aandacht. Een keertje extra haren wassen. Even hulp met een nieuw batterijtje in het gehoorapparaat. Waar soms pas na drie dagen in een doodstil isolement tijd voor is, als er niet een familielid bijspringt.

We hebben ons snel aangepast aan de mores. Omdat ook wij zien dat het personeel, waar we elke dag mee te maken hebben, er niets aan kan doen. Het zijn stuk voor stuk parels. Opgewekt, bekwaam, hartelijk, van goede wil. Ze houden van hun werk, willen er wat van maken. Maar ze zijn met veel te weinig om het te kunnen doen op de manier waarop je zou willen dat het werk werd gedaan. We klagen niet, ook wij zijn indirect afhankelijk. En we begrijpen dat zorgen dat mevrouw B. voldoende vocht binnenkrijgt belangrijker is dan een kapot peertje vervangen. Wat ze trouwens niet eens mogen doen, want in een instelling heb je zelfs een certificaat nodig om een lamp in te mogen draaien.

Dus als mijn vader in tranen is omdat hij al twee dagen in het donker zit door een kapotte plafonnière en de Technische Dienst door alweer duizend protocollen pas een week later kan uitrukken met een keukentrap en een nieuwe lamp, rij ik naar Ikea en zet extra lampen in zijn kamer.Zo is het probleem opgelost zonder de verzorging te belasten. Terwijl ik tegelijk met mijn hoofd vol boerenverstand tegen de muur wil bonken in de wetenschap dat dit drama – en voor een slechtziende supersenior is niet alleen weinig licht een drama, het gevoel er niet toe te doen hakt er zeker zo diep in – binnen twee minuten opgelost had kunnen zijn met een keukentrap en een peertje.

Aan de basiszorg voor mijn vader wordt voldaan. Hij is schoon, hij krijgt te eten. In afgepaste porties, anders wordt hij te zwaar ‘en dat is lastig voor de verzorging’ volgens de diëtist. Tot zover dus de eigen regie als hij een extra boterham wil, in de praktijk is het betutteling alom. De afwijzing vond hij zo vernederend dat hij er nooit meer om heeft gevraagd. En moest huilen toen een lieve zuster die avond kwam vragen of hij misschien zin had in een kommetje warme pap (ja, daar had hij erg zin in, hij rammelde van de honger). Die zuster kreeg later weer op haar flikker van de diëtist, met die laatste heb ik toen een pittig gesprek gehad over het fenomeen ‘kwaliteit van leven’. Maar zoiets kun je ook weer niet bij alles doen, wil het niet averechts gaan werken. We zorgen voor extra fruit om gezeur over het eten op te vangen. Maar als er niemand is die even tijd heeft een mandarijn voor hem te pellen, heeft hij daar ook niet veel aan. Zo blijft het schipperen.

Wat je hoopt voor je ouders, is een menselijke laatste fase. Zonder gezeik over een extra boterham of plak ontbijtkoek, met af en toe eens een knuffel, een grapje en voor de liefhebber een borreltje. Mijn vader heeft ons nog, mijn broer en ik doen wat we kunnen om het draaglijk te maken. Maar we gaan altijd weer weg en dan moet hij zichzelf zien te redden. En er wonen daar ook mensen die vrijwel nooit bezoek krijgen, die zijn echt aan de goden overgeleverd.

Waar we steeds tegenaanlopen, is de spagaat tussen het management en de praktijk. De miljoenen die al extra naar de zorg zijn gegaan, zijn op geen enkele manier terug te vinden in de vorm van handen aan het bed, handen aan tafel of handen aan de rolstoel. Het láátste waar de zorg op zit te wachten, is nog meer managers of nog meer HBO-verpleegkundigen. Wat vooral mist in is praktische hulp.Verzorgenden die tijd hebben heeft om even iemands nagels te knippen, een praatje te maken, een minuutje langer te douchen. Als mijn vader moet plassen en er is even niemand beschikbaar, dan duurt elke minuut wachten een half uur tot hij het uiteindelijk maar in zijn luier doet. Die draagt iedereen er standaard, uit praktische overwegingen.

Het personeel wil dit ook niet, het frustreert hen net zo goed. Door de zware werkdruk is het ziekteverzuim hoog zodat mijn vader vaak te maken heeft met mensen die hij niet kent. Ook dan geldt weer dat meeveren en blij zijn dat hij zijn zorg krijgt zwaarder telt dan gaan schreeuwen dat dit niet de manier is om met hulpbehoevende mensen om te gaan. We helpen, redderen, tobben en proberen er het beste van te maken. Het zou veel erger kunnen. Maar helaas zou het ook veel beter kunnen. ”

ILLUSTRATIE STUDIO VONQ

Lees ook: 10 x hoe hoort het eigenlijk, maar dan voor bezoekers van een verpleegtehuis 

NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.

NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)

gifgif
Monica Oliveira
Monica Oliveira
Monica Oliviera interviewt vrouwen voor Saar Magazine. Ze is 51, getrouwd en woont in Twente. Haar drie kinderen zijn min of meer de deur uit - behalve rond etenstijd.

RECENTE ARTIKELEN