De man van Josefien (56) kampt met een muitende prostaat, maar is van mening dat hij ‘nergens last van heeft’. Wat doe je dan als liefhebbende echtgenote? Precies. Je verzint een vuige list.
“Pieter slaapt nooit meer door omdat hij eruit moet om te plassen. Plassen duurt een eeuwigheid. Klateren zit er niet meer in, hij druppelt. Gaat naar de wc en gaat dan vijf minuten later wéér. ‘Niets aan de hand,’ zegt hij zelf. Intussen drinkt hij veel te weinig om niet nóg meer te hoeven plassen. En is hij in zijn vrije tijd het liefst thuis, beetje bijslapen en – je raadt het al – op de wc zitten. Je hoeft er niet voor te hebben doorgeleerd om hier een gevalletje vergrote prostaat te vermoeden. Niet vreemd voor iemand van zijn leeftijd. Zijn vader had er last van, zijn oudere broer slikt er pillen voor. Ik krijg Pieter niet eens naar de huisarts, het onderwerp is taboe voor hem. Want prostaatproblemen ‘zijn iets voor ouwe mannen’ en hij is een hypochonder. In zijn ogen is het meteen minimaal kanker, met een vleugje ebola.
Des te meer reden om je te laten onderzoeken, denk ik dan, maar zo werkt het niet bij mijn struisvogel. Die tobt nu al acht maanden. Deze zomer had hij op de camping een warme band met een lege fles fruitsap met zo’n wijde opening die ik onder geen beding in de glasbak mocht gooien. Daar plaste hij dus ’s nachts in, om niet steeds naar het toiletgebouw te hoeven lopen. Van een avond schouwburg zonder pauze heeft hij stress, omdat hij dan niet naar de wc kan. En hij kent alle wc’s van alle tankstations op zijn routes, omdat hij voor alle zekerheid maar even gaat plassen zodra hij er eentje ziet. Er is dus wel degelijk iets aan de hand.
Ik maak me zorgen. Pieter heeft stress van zijn blaas, hij krijgt niet genoeg nachtrust, het wordt steeds meer een obsessie. Sex wordt ook steeds lastiger. Een erectie krijgen lukt hem nog net, maar daarna is plassen weer een dingetje, dus ziet hij liever van vrijen af. Als ik voorstel toch eens naar de huisarts te gaan, draait hij onmiddellijk door. Dat hij dan vast geopereerd moet worden en dan impotent zal worden. De optie dat het goedaardig is en hij na een ingreep weer een redelijk normale relatie met zijn blaas zal hebben, bestaat niet voor hem. Ik begrijp niet goed waarom dit zo’n probleem voor hem is. We zijn al 32 jaar samen, hij was ontzettend lief voor mij toen ik in de overgang raakte en een jankend, zwetend wrak werd. Ik ben ook lief voor hem, we zijn geen stel dat staat op status of een sixpack. We zijn gewoon twee mensen van middelbare leeftijd, bij wie het hier en daar gaat kraken.
Dacht hij nu werkelijk dat hij altijd een jonge god zou blijven? Zijn mannelijkheid zit niet alleen in zijn piemel, hij is ook op duizend andere manieren een echte man. En ik wil hem graag nog een tijdje houden. Zodat ik hem nu bijna zo ver heb dat hij toch overweegt naar de huisarts ga om míj gerust te stellen. Om die reden fake ik hartkloppingen en huilbuien, zodat ik zijn ego kan sparen en hem toch met een verwijsbriefje bij de uroloog kan krijgen. Ik zucht dat ik niet kan slapen omdat hij er ’s nachts zo vaak uitgaat. Ik hou zoveel van hem dat ik met een quasi verstikte stem beweer dat ik er bijna aan onderdoor ga. In werkelijkheid denk ik: man, pak eens even door. Maar ik ken mijn oester, hij moet bij de dokter kunnen zeggen: ‘Ik vind het onzin, maar mijn vrouw denkt…’ Het is niet fijn om het zo te moeten doen, maar het doel heiligt de middelen.”
Lees ook Als ik toch dood ben – dit zijn mijn laatste wensen
Nooit meer iets missen?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief en je krijgt wekelijks een verzameling van de beste stukken, updates over de podcast en de beste aanbiedingen van Saar in je mailbox!