‘Mag het ietsje meer zijn?’ Nee! Laura (51) heeft last van oudere vrouwen tijdens haar werk op de markt, of gewoon op straat. Maakt ouderdom kribbig, kritisch en zuur? Hoe verhoud je je tot betweters en bemoeials, en waar past compassie?
Het zijn altijd vrouwen, het spijt me wel. De lastpakken, de moeilijkdoeners, de zure, bittere, scherpe zeikerds. Leuk is anders, ik zou onze seksegenoten liefst niet zo afvallen, maar het is een feit. Ik zie ze al van verre aankomen, met hun tasje aan de arm, priemende blikken en toegeknepen monden, het beursje vast in de hand geklemd. Als een vogelklauwtje. Ze stiefelen naar de marktkraam, waar ik een dag per week werk, en plaatsen hun bestelling tot op de gram nauwkeurig. Waar de meeste mannen jolig roepen van ‘doe maar wat,’ en ‘geef maar een zak’ of ‘doe gewoon maar lekker vol,’ kijken zij kritisch toe of ze wel precies het gewicht krijgen waar ze om vroegen. Met een arendsoog houden ze de weegschaal en de kassa in de gaten, net als het wisselgeld. De waren die ik afweeg, biologisch geteelde appels en peren, knollen en citroenen, houden zich niet aan keurige maten. Grillig zijn hun vormen, wisselend is hun gewicht. Maar op coulance hoef ik bij veel van de dames niet te rekenen. Nog liever zien ze dat ik een kool doormidden scheur of een wortel klief, dan dat ze wat meer of wat minder krijgen.
Wat dacht ik wel, roken in de speeltuin?
Narrige oude vrouwtjes. Er zijn er zo vreemd veel van, overal. De eerste keer dat ik het merkte, was als jonge moeder. Mijn kind had, zoals de meeste kinderen, doorgaans een snotneus. Er viel niet tegenop te dweilen, en voor snuiten was hij, gezeten in een buggy, nog te klein. Ik lapte hem heus geregeld af, wat hij haatte en wat dus tot allerlei misbaar leidde, maar af en toe liet ik, moegestreden, zijn snot maar even vrijelijk lopen. Het was al moeilijk genoeg om, beladen met luiers, lapjes, hapjes en wat dies meer zij, ergens te geraken. Zelfs als het zo op het oog toch zeer haalbare doelen leek te betreffen, de kinderboerderij in het park verderop, de zandbak om de hoek. Tien tegen een dat als er commentaar op kwam, dit uit een grimmige oudere vrouw kwam. Ongevraagd werd me toegebeten dat een kind er zo niet bij kon zitten en trouwens, zijn jasje was te dun, hij droeg geen mutsje en, al helemaal erg: wat dacht ik wel, een beetje gaan zitten roken op een parkbank terwijl hij zandtaartjes bakte, snotterend en wel? Schande.
Ben ik een seksist?
Waar komt het vandaan? Waarom nemen vrouwen elkaar toch zo de maat? Voor de generatie boven mij is er wel een excuus te verzinnen, denk ik: het betreft vaak vrouwen die een gezin draaiende hielden, maar niet werkten. Het lege nest-syndroom speelt ze vast tot op hoge leeftijd parten, ik kan me zomaar voorstellen dat ze wel erg onthand zijn sinds hun ‘functie’ verviel. Waar moeten ze het sindsdien zoeken, behalve in het ongevraagd controleren van de openbare orde? Valt het ze te verwijten dat ze misschien bang zijn, naar controle streven, naar een nieuwe rol en zingeving? Nee, eigenlijk niet. Ik stroom behalve met ergernis, toch ook vol compassie (al vraag ik me wel af of ik een seksist ben in het diepst van mijn gedachten).
Mopper- en bemoeizucht met de jaren
Ik begrijp het dus eigenlijk best. Temeer sinds ik zelf de vijftig voorbij ben en o mijn god, mezelf er af en toe op betrap er een vergelijkbare mopper- en bemoeizucht op na te houden. Wat moet dat met die meiden die voor me fietsen op het fietspad, wat denken ze wel, een beetje met zijn drieën naast elkaar rijden? Ik sis in het moeizaam voorbijgaan iets vals naar ze, wat een honende schaterlach oplevert. Woedend kijk ik om. Of ik schreeuw zelfs nog iets als ‘geen manieren’ of ‘wat denken jullie wel.’ Zo ook in het openbaar vervoer: kun je niet wachten tot de mensen uit de trein zijn gestapt voordat je instapt, wat doen die voeten op de bank, doe je dat thuis ook, en trouwens: zou je niet eens opstaan voor een oudere dame?
Grim, gram, grauw. Zo erg als de snoetenpoetserbrigade of de vrouwen die op de markt komen, ben ik nog niet, maar o jee, het scheelt soms niet veel. Naar weerloze jonge moeders die in de supermarkt hun rood aangelopen kinderen tot bedaren proberen te brengen, glimlach ik nog, begripvol en wel. Dat wel, en heel bewust, maar soms is het zoetsappig en sluipt er toch iets vals in. Bijvoorbeeld wanneer in de horeca kroost vrijelijk schreeuwend rond de tafeltjes rent, waardoor ik mijn vriendin niet kan verstaan, of als een kind niet eens ‘dankjewel’ zegt wanneer ik op de marktkraam een zoet tomaatje uitreik.
Geen zuur oud wijf!
Dit moet stoppen, nu het nog niet te laat is. Ik wil geen echt zuur oud wijf worden! Mijn remedie is een oud gedicht, dat ik voor me uit prevel op dit soort momenten. ‘Laten wij zacht zijn voor elkander, kind -/ want, o de maatloze verlatenheden,/die over onze moegezworven leden/onder de sterren waaie’ in de oude wind,’ een citaat uit het gedicht ‘Zwerversliefde’ van Adriaan Roland Holst uit, jawel, 1948. Zodra het mis dreigt te lopen, en ik in een gramstorig zeikwijf dreig te veranderen, zeg ik dit. Hardop. Het levert vreemde blikken op, maar liever dan grimmig, ben ik zonderling. Je moet wat.
NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.
NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)