| Uit het magazine| 29 oktober 2025|

Kefah Allush (die van De Kist): “Ik voelde me altijd een beetje een weirdo”

Kefah Allush (55) – die van die prachtige reisreportages in het Midden-Oosten – is een zelfbenoemd mansplainer, wijsneus en driftkikker. Niet dat hij daarmee zit. “Alles in het leven is tenslotte beter met een beetje peper.”

“Wie?” krijg ik van veel mensen te horen als ik vertel dat ik Kefah Allush ga interviewen. “Die van De Kist,” zeg ik dan. Dan weten ze het opeens: die warme, invoelende man van dat EO-programma over de dood. Maar hij is meer dan dat. Veel meer. Hij maakt reisprogramma’s, hij schrijft, hij denkt. Is hij überhaupt wel warm en invoelend? “Het is grappig, want door het format van De Kist kom ik natuurlijk meteen zo over. Ik hoef eigenlijk alleen maar te luisteren naar de emotionele verhalen en mensen zien me als invoelend.”

Ben je het?

“Ik ben voornamelijk geïnteresseerd.”

Ben je bang voor je emoties?

Dat helemaal niet. Maar ik huil bijvoorbeeld zelf bijna nooit. Zeker niet om echt erge dingen. Dan nog eerder om melodrama. Oprah die schulden van arme mensen inlost, bijvoorbeeld.”

Hoe komt dat denk je?

Ik denk dat er een filter tussen mij en de wereld zit, zodat ik gedoseerd kan voelen.”

En gedoseerd betekent: niet huilen?

“Daar kom ik niet aan toe, omdat mijn gemoed niet overvloeit.”

Dat klinkt vrij rationeel.

“Nou, ik wil wel heel graag weten hoe alles zit. Bijna geobsedeerd. Ik wil alle aspecten van de werkelijkheid kennen. En dingen zijn bijna altijd ingewikkelder dan je denkt. Er wordt tegenwoordig vaak zo zwart-wit gedacht. Ik wil heel graag alle kanten belichten. Ook in mijn werk.”

Dat is niet makkelijk in deze gepolariseerde tijden.

“Zeker niet! En in mijn vakgebied, de media, wordt daar ook over geklaagd, maar we doen er zelf aan mee. Dat zie je bijvoorbeeld ook in talkshows. Alles is een duel geworden. Een wedstrijdje wie er het best overkomt. Het gaat zelden over de inhoud. Nooit is er tijd om iets rustig van alle kanten te belichten.”

Precies om die reden wilde ik de kwestie Israël-Palestina maar laten. Want jij bent in Palestina geboren, toch?

“Zelfs de stad waar ik geboren ben, polariseert. Men is het er niet over eens bij welk land die hoort.”

Hoe probeer jij in je werk die sensatiejournalistiek te veranderen?

“Ik ben altijd bezig met nieuwe programma-ideeën. Met kijken of we iets op een andere manier kunnen laten zien. Ik ga nu bijvoorbeeld een reisserie maken over vrouwen in het Midden-Oosten. Om het beeld wat we van hen hebben een beetje te kantelen. We zien ze vaak als slachtoffer van eikels van mannen. En dat zijn ze natuurlijk ook, alleen zo eenvoudig zit de wereld niet in elkaar. Ik ben opgegroeid omringd door sterke vrouwen. Mijn zus, mijn tantes, mijn oma. En een hele sterke moeder, die mij gemaakt heeft tot de man die ik nu ben.”

Heb je een voorbeeld van die kracht?

“Ze heeft altijd gewerkt en ze ging in mijn geboortestad gewoon de straat op in een spijkerbroek en met blote armen. Dat was niet gebruikelijk. En als iemand daar een opmerking over had, zei ze: zie je die man daar? Dan wees ze naar mijn vader. Ga maar naar hem! Hij vindt het niet erg, dus wat is het probleem? Dan vond ik haar zo’n stoer en krachtig wijf.”

En je vader, hoe was die?

“Een strenge en botte man. Maar dat zijn vrouw met blote armen liep, dat vond hij geen probleem. Hij zei dan ook: Het is toch mijn vrouw? Waar bemoei je je mee? In die zin was hij wel feministisch. Hij was wel een bruut, maar niet tegen mijn moeder, bijvoorbeeld omdat ze haar plek moest kennen. Meer gewoon lomp in het algemeen.”

Ook tegen jou?

“Ik heb altijd het gevoel gehad dat hij mij lastiger vond dan mijn twee broers. Ik zat altijd met mijn neus in de boeken. Hij begreep me gewoon niet. Ik begon altijd te stotteren als hij tegen me sprak. Ik denk dat hij daar ongemakkelijk van werd.”

Was je bang voor hem?

“Heel erg. Misschien had hij daar ook geen respect voor. Dat hij me een slapjanus vond. Ik had ook heel erg een bondje met mijn moeder. Daar kon hij denk ik ook niet goed tegen. Ik heb hem heel lang heel naar en vervelend gevonden. Maar toen ik het huis uit ging, kon ik hem meer van een afstand bekijken. Op een gegeven moment dacht ik: ach ja, hij is ook maar een product van zijn levensomstandigheden. Natuurlijk vindt hij me niet geweldig. Ik ging carriére maken en dat was iets wat hij wel begreep, waar hij trots op kon zijn.”

Is God voor jou dan een beetje de vader die jou wel accepteert?

“God is bij mij niet per se een mannetje. Dat zijn ook maar begrippen die wij bedacht hebben.  Wat voor eigenschappen horen er bij het begrip ‘man’ en ‘vrouw’? Of ‘vader’ en ‘moeder’? Ik denk niet dat mijn beeld van een hemelse vader gevoed is door het gebrek aan een aardse vader. Mijn hemelse vader is dan nog eerder mijn moeder. Die altijd onvoorwaardelijk van me gehouden heeft. ”

Is dat wat geloof is voor jou?

“Geloof is de radicale keuze voor liefde. Niet voor rechtvaardigheid. Want dan is het nog altijd zo dat als ik jou een oog uitsteek, jij dat ook bij mij mag doen. En dan zijn we allebei kapot, terwijl Jezus die andere wang bepleit.”

En waarom geloof je in Jezus en niet in Allah?

“Nou ja. Allah is maar een woord. Gewoon het Arabische woord voor God.”

Maar waarom ben je christen en geen moslim? Had dat niet meer voor de hand gelegen?

“Ik heb moeite met die labels. Voornamelijk omdat als mensen zo’n label te pakken hebben, ze meteen dingen voor je in gaan vullen. “Oh dan ben je hier voor, of daar tegen.” En dat is hoe mensen elkaar kwijtraken en waar die polarisatie ontstaat. Elkaar bestoken vanuit onze loopgraven. Ik weet ook niet of het meer voor de hand had gelegen eigenlijk. Als migrantenkind hoor je nergens echt thuis. Hier ben je die Arabier of moslim en in mijn geboorteland was ik die ‘Hollandse koe’. Ik heb me altijd een buitenbeentje gevoeld. Daarom kan ik denk ik heel goed observeren. Ik heb mezelf geleerd overal de situatie in te schatten zodat ik weet wat er van me verwacht wordt. ”

Had je dan het gevoel dat je dingen verkeerd deed?

“Nog een stap daarvoor eigenlijk. Ik wilde weten: wat is verkeerd? Daarom wil ik ook graag alles weten. Zodat ik me kon aanpassen. Ik voelde me altijd een beetje een weirdo.”

Ik vind je helemaal niet weird.

“Dat komt omdat je het zelf bent! Ik denk overigens ook wel dat het met mijn uiterlijk te maken heeft. Gewoon er anders uitzien. Er zitten ook voordelen aan mijn positie. Zo spreek ik bijvoorbeeld veel talen en omdat ik zoveel kennis wilde vergaren, weet ik ook veel. Ik zoek alles op. Vroeger ging ik naar de bibliotheek. Ik leg ook heel graag dingen uit.”

Een mansplainer!

“Dat ben ik wel. Maar niet vanwege mijn ego. Meer uit liefde voor de waarheid. Om mensen te vertellen dat dingen bijna altijd meer kanten hebben dan ze denken. Dat er zoveel manieren zijn om iets te bekijken. Mijn kinderen grappen ook vaak: vraag hem niets, want dan zit je hier over een uur nog!”

Ben jij een leuke vader?

“Nou, ik kan soms wel een opgefokt mannetje zijn. En overtuigd van mijn eigen gelijk. Vooral vroeger. En als we dan druk waren, met kleine kinderen erbij, dan kon dat wel eens een explosieve situatie zijn. Als mijn vrouw daar wat van zei, dan antwoordde ik: “Weet je wel hoe erg ik me inhoudt? Dit is maar het topje van de vulkaan.” Pas achteraf besef ik dat dat een heel egoïstisch standpunt is. Je ziet alleen maar jezelf en houd geen rekening met welke impact jouw gedrag heeft op een ander. Maar daar heb ik het wel uitgebreid met mijn kinderen over gehad. Ze gevraagd hoe dat voor hen was. Dat is wel een goede eigenschap van me. Ik ben bereid om naar mezelf te kijken en om te praten. Ik denk als je het ze vraagt, dat ze dat geouwehoer vaak nog irritanter vinden dan dat ik soms een opgewonden standje ben.”

Wat vindt je vrouw van je heetgebakerdheid?

“Die is daar niet zo van onder de indruk. Ze is een veel gelijkmatiger mens dan ik. Ze zegt dan gewoon: als je zo doet praat ik niet met je. En dan loopt ze weg.”

Misschien is een beetje peper soms wel lekker.

“Precies. En ik ben het ook vaak meteen weer kwijt.”

Hebben jullie het goed?

“Wij hebben onze tweede leg bij elkaar. We zijn allebei heel jong begonnen, met kinderen en een relatie en noem maar op. Dus dat struikelen hadden we al bij anderen gedaan. Op het moment dat we elkaar leerden kennen, hadden we allebei al een kind, waren we al iemand. En we sloten gewoon heel goed aan. We lijken genoeg op elkaar om dezelfde cadans te vinden in de dans, maar we verschillen genoeg om soms de één een pirouette te laten draaien en soms de ander.”

Gesproken als een echte schrijver.

“Ik ben een verhalenverteller. Daar heb ik mijn werk van gemaakt. Ik denk dat ik daarom ook het verhaal van Jezus mooi vind. Dat is gewoon een wilsbesluit. Ik wilde in dat verhaal geloven. Het verhaal van liefde.”

Wat zoetsappig.

“Helemaal niet. Je hebt liefde nodig om over jezelf heen te stappen. Om de ander te zien. En als je dat niet wil, om jezelf te dwingen om toch te kijken. Liefde is hard werken.”

Als je om je heen kijkt, vind je de wereld dan liefdevol?

“Zoals het nu is? Nee. Ik denk dat ik daarom ook graag alles wil begrijpen. Om grip te krijgen op wat er allemaal gebeurt. Als ik alleen maar alles zou voelen, dan heb ik een ondraaglijk leven. Daar heb ik niets aan en de wereld ook niet. Het motiveert me wel heel erg om alles iets beter te maken. Al is het maar in mijn eigen kleine universumpje.”

En de dood?

“Daar ben ik niet zo mee bezig. Als onderwerp voor De Kist vind ik het interessant, omdat je meteen de diepte in gaat en eigenlijk juist over het leven gaat praten. Over wat belangrijk voor je is.”

Ben je er bang voor?

“Eerder voor pijn of ziekte. Het valt me op dat veel mensen heel erg bang zijn om afhankelijk te worden van de ander. Dat heb ik niet zo. Misschien is het wel heel mooi dat mijn kinderen mijn kont afvegen. Het geeft ze ook de gelegenheid om liefde te tonen. Mijn grootste angstbeeld is eerder dat iemand er niet is. Niet zozeer het stervensproces, dan zijn ze er nog, maar die lege plek naast je. Ik droomde ooit dat mijn vrouw er niet meer was. Het was maar heel kort. En ik heb verder niet zoveel met dromen, ik onthoud ze nooit. Maar deze is me dagen bijgebleven.”

Je bent gek op haar.

“Wat wil je! Ze is ouder, mooier, slimmer en rijker dan ik.”

Wat kan jij dan beter?

“Ik kan goed koken. Dat doe ik elke dag. En groenten verbouwen. Pepers. Alles in het leven is tenslotte beter met een beetje peper.”

INTERVIEW: Stella Bergsma

| 29 oktober 2025| Uit het magazine|

Kefah Allush (die van De Kist): “Ik voelde me altijd een beetje een weirdo”

Kefah Allush (55) – die van die prachtige reisreportages in het Midden-Oosten – is een zelfbenoemd mansplainer, wijsneus en driftkikker. Niet dat hij daarmee zit. “Alles in het leven is tenslotte beter met een beetje peper.”

“Wie?” krijg ik van veel mensen te horen als ik vertel dat ik Kefah Allush ga interviewen. “Die van De Kist,” zeg ik dan. Dan weten ze het opeens: die warme, invoelende man van dat EO-programma over de dood. Maar hij is meer dan dat. Veel meer. Hij maakt reisprogramma’s, hij schrijft, hij denkt. Is hij überhaupt wel warm en invoelend? “Het is grappig, want door het format van De Kist kom ik natuurlijk meteen zo over. Ik hoef eigenlijk alleen maar te luisteren naar de emotionele verhalen en mensen zien me als invoelend.”

Ben je het?

“Ik ben voornamelijk geïnteresseerd.”

Ben je bang voor je emoties?

Dat helemaal niet. Maar ik huil bijvoorbeeld zelf bijna nooit. Zeker niet om echt erge dingen. Dan nog eerder om melodrama. Oprah die schulden van arme mensen inlost, bijvoorbeeld.”

Hoe komt dat denk je?

Ik denk dat er een filter tussen mij en de wereld zit, zodat ik gedoseerd kan voelen.”

En gedoseerd betekent: niet huilen?

“Daar kom ik niet aan toe, omdat mijn gemoed niet overvloeit.”

Dat klinkt vrij rationeel.

“Nou, ik wil wel heel graag weten hoe alles zit. Bijna geobsedeerd. Ik wil alle aspecten van de werkelijkheid kennen. En dingen zijn bijna altijd ingewikkelder dan je denkt. Er wordt tegenwoordig vaak zo zwart-wit gedacht. Ik wil heel graag alle kanten belichten. Ook in mijn werk.”

Dat is niet makkelijk in deze gepolariseerde tijden.

“Zeker niet! En in mijn vakgebied, de media, wordt daar ook over geklaagd, maar we doen er zelf aan mee. Dat zie je bijvoorbeeld ook in talkshows. Alles is een duel geworden. Een wedstrijdje wie er het best overkomt. Het gaat zelden over de inhoud. Nooit is er tijd om iets rustig van alle kanten te belichten.”

Precies om die reden wilde ik de kwestie Israël-Palestina maar laten. Want jij bent in Palestina geboren, toch?

“Zelfs de stad waar ik geboren ben, polariseert. Men is het er niet over eens bij welk land die hoort.”

Hoe probeer jij in je werk die sensatiejournalistiek te veranderen?

“Ik ben altijd bezig met nieuwe programma-ideeën. Met kijken of we iets op een andere manier kunnen laten zien. Ik ga nu bijvoorbeeld een reisserie maken over vrouwen in het Midden-Oosten. Om het beeld wat we van hen hebben een beetje te kantelen. We zien ze vaak als slachtoffer van eikels van mannen. En dat zijn ze natuurlijk ook, alleen zo eenvoudig zit de wereld niet in elkaar. Ik ben opgegroeid omringd door sterke vrouwen. Mijn zus, mijn tantes, mijn oma. En een hele sterke moeder, die mij gemaakt heeft tot de man die ik nu ben.”

Heb je een voorbeeld van die kracht?

“Ze heeft altijd gewerkt en ze ging in mijn geboortestad gewoon de straat op in een spijkerbroek en met blote armen. Dat was niet gebruikelijk. En als iemand daar een opmerking over had, zei ze: zie je die man daar? Dan wees ze naar mijn vader. Ga maar naar hem! Hij vindt het niet erg, dus wat is het probleem? Dan vond ik haar zo’n stoer en krachtig wijf.”

En je vader, hoe was die?

“Een strenge en botte man. Maar dat zijn vrouw met blote armen liep, dat vond hij geen probleem. Hij zei dan ook: Het is toch mijn vrouw? Waar bemoei je je mee? In die zin was hij wel feministisch. Hij was wel een bruut, maar niet tegen mijn moeder, bijvoorbeeld omdat ze haar plek moest kennen. Meer gewoon lomp in het algemeen.”

Ook tegen jou?

“Ik heb altijd het gevoel gehad dat hij mij lastiger vond dan mijn twee broers. Ik zat altijd met mijn neus in de boeken. Hij begreep me gewoon niet. Ik begon altijd te stotteren als hij tegen me sprak. Ik denk dat hij daar ongemakkelijk van werd.”

Was je bang voor hem?

“Heel erg. Misschien had hij daar ook geen respect voor. Dat hij me een slapjanus vond. Ik had ook heel erg een bondje met mijn moeder. Daar kon hij denk ik ook niet goed tegen. Ik heb hem heel lang heel naar en vervelend gevonden. Maar toen ik het huis uit ging, kon ik hem meer van een afstand bekijken. Op een gegeven moment dacht ik: ach ja, hij is ook maar een product van zijn levensomstandigheden. Natuurlijk vindt hij me niet geweldig. Ik ging carriére maken en dat was iets wat hij wel begreep, waar hij trots op kon zijn.”

Is God voor jou dan een beetje de vader die jou wel accepteert?

“God is bij mij niet per se een mannetje. Dat zijn ook maar begrippen die wij bedacht hebben.  Wat voor eigenschappen horen er bij het begrip ‘man’ en ‘vrouw’? Of ‘vader’ en ‘moeder’? Ik denk niet dat mijn beeld van een hemelse vader gevoed is door het gebrek aan een aardse vader. Mijn hemelse vader is dan nog eerder mijn moeder. Die altijd onvoorwaardelijk van me gehouden heeft. ”

Is dat wat geloof is voor jou?

“Geloof is de radicale keuze voor liefde. Niet voor rechtvaardigheid. Want dan is het nog altijd zo dat als ik jou een oog uitsteek, jij dat ook bij mij mag doen. En dan zijn we allebei kapot, terwijl Jezus die andere wang bepleit.”

En waarom geloof je in Jezus en niet in Allah?

“Nou ja. Allah is maar een woord. Gewoon het Arabische woord voor God.”

Maar waarom ben je christen en geen moslim? Had dat niet meer voor de hand gelegen?

“Ik heb moeite met die labels. Voornamelijk omdat als mensen zo’n label te pakken hebben, ze meteen dingen voor je in gaan vullen. “Oh dan ben je hier voor, of daar tegen.” En dat is hoe mensen elkaar kwijtraken en waar die polarisatie ontstaat. Elkaar bestoken vanuit onze loopgraven. Ik weet ook niet of het meer voor de hand had gelegen eigenlijk. Als migrantenkind hoor je nergens echt thuis. Hier ben je die Arabier of moslim en in mijn geboorteland was ik die ‘Hollandse koe’. Ik heb me altijd een buitenbeentje gevoeld. Daarom kan ik denk ik heel goed observeren. Ik heb mezelf geleerd overal de situatie in te schatten zodat ik weet wat er van me verwacht wordt. ”

Had je dan het gevoel dat je dingen verkeerd deed?

“Nog een stap daarvoor eigenlijk. Ik wilde weten: wat is verkeerd? Daarom wil ik ook graag alles weten. Zodat ik me kon aanpassen. Ik voelde me altijd een beetje een weirdo.”

Ik vind je helemaal niet weird.

“Dat komt omdat je het zelf bent! Ik denk overigens ook wel dat het met mijn uiterlijk te maken heeft. Gewoon er anders uitzien. Er zitten ook voordelen aan mijn positie. Zo spreek ik bijvoorbeeld veel talen en omdat ik zoveel kennis wilde vergaren, weet ik ook veel. Ik zoek alles op. Vroeger ging ik naar de bibliotheek. Ik leg ook heel graag dingen uit.”

Een mansplainer!

“Dat ben ik wel. Maar niet vanwege mijn ego. Meer uit liefde voor de waarheid. Om mensen te vertellen dat dingen bijna altijd meer kanten hebben dan ze denken. Dat er zoveel manieren zijn om iets te bekijken. Mijn kinderen grappen ook vaak: vraag hem niets, want dan zit je hier over een uur nog!”

Ben jij een leuke vader?

“Nou, ik kan soms wel een opgefokt mannetje zijn. En overtuigd van mijn eigen gelijk. Vooral vroeger. En als we dan druk waren, met kleine kinderen erbij, dan kon dat wel eens een explosieve situatie zijn. Als mijn vrouw daar wat van zei, dan antwoordde ik: “Weet je wel hoe erg ik me inhoudt? Dit is maar het topje van de vulkaan.” Pas achteraf besef ik dat dat een heel egoïstisch standpunt is. Je ziet alleen maar jezelf en houd geen rekening met welke impact jouw gedrag heeft op een ander. Maar daar heb ik het wel uitgebreid met mijn kinderen over gehad. Ze gevraagd hoe dat voor hen was. Dat is wel een goede eigenschap van me. Ik ben bereid om naar mezelf te kijken en om te praten. Ik denk als je het ze vraagt, dat ze dat geouwehoer vaak nog irritanter vinden dan dat ik soms een opgewonden standje ben.”

Wat vindt je vrouw van je heetgebakerdheid?

“Die is daar niet zo van onder de indruk. Ze is een veel gelijkmatiger mens dan ik. Ze zegt dan gewoon: als je zo doet praat ik niet met je. En dan loopt ze weg.”

Misschien is een beetje peper soms wel lekker.

“Precies. En ik ben het ook vaak meteen weer kwijt.”

Hebben jullie het goed?

“Wij hebben onze tweede leg bij elkaar. We zijn allebei heel jong begonnen, met kinderen en een relatie en noem maar op. Dus dat struikelen hadden we al bij anderen gedaan. Op het moment dat we elkaar leerden kennen, hadden we allebei al een kind, waren we al iemand. En we sloten gewoon heel goed aan. We lijken genoeg op elkaar om dezelfde cadans te vinden in de dans, maar we verschillen genoeg om soms de één een pirouette te laten draaien en soms de ander.”

Gesproken als een echte schrijver.

“Ik ben een verhalenverteller. Daar heb ik mijn werk van gemaakt. Ik denk dat ik daarom ook het verhaal van Jezus mooi vind. Dat is gewoon een wilsbesluit. Ik wilde in dat verhaal geloven. Het verhaal van liefde.”

Wat zoetsappig.

“Helemaal niet. Je hebt liefde nodig om over jezelf heen te stappen. Om de ander te zien. En als je dat niet wil, om jezelf te dwingen om toch te kijken. Liefde is hard werken.”

Als je om je heen kijkt, vind je de wereld dan liefdevol?

“Zoals het nu is? Nee. Ik denk dat ik daarom ook graag alles wil begrijpen. Om grip te krijgen op wat er allemaal gebeurt. Als ik alleen maar alles zou voelen, dan heb ik een ondraaglijk leven. Daar heb ik niets aan en de wereld ook niet. Het motiveert me wel heel erg om alles iets beter te maken. Al is het maar in mijn eigen kleine universumpje.”

En de dood?

“Daar ben ik niet zo mee bezig. Als onderwerp voor De Kist vind ik het interessant, omdat je meteen de diepte in gaat en eigenlijk juist over het leven gaat praten. Over wat belangrijk voor je is.”

Ben je er bang voor?

“Eerder voor pijn of ziekte. Het valt me op dat veel mensen heel erg bang zijn om afhankelijk te worden van de ander. Dat heb ik niet zo. Misschien is het wel heel mooi dat mijn kinderen mijn kont afvegen. Het geeft ze ook de gelegenheid om liefde te tonen. Mijn grootste angstbeeld is eerder dat iemand er niet is. Niet zozeer het stervensproces, dan zijn ze er nog, maar die lege plek naast je. Ik droomde ooit dat mijn vrouw er niet meer was. Het was maar heel kort. En ik heb verder niet zoveel met dromen, ik onthoud ze nooit. Maar deze is me dagen bijgebleven.”

Je bent gek op haar.

“Wat wil je! Ze is ouder, mooier, slimmer en rijker dan ik.”

Wat kan jij dan beter?

“Ik kan goed koken. Dat doe ik elke dag. En groenten verbouwen. Pepers. Alles in het leven is tenslotte beter met een beetje peper.”

INTERVIEW: Stella Bergsma