Juliette staat in een pashokje en wil eigenlijk weg. Maar dat gaat zomaar niet. Dit is zo’n winkel waar de winkeljuffrouw zich het vuur uit de sloffen loopt om suggesties aan te dragen. Lees: kledingstukken waar Juliette niet om heeft gevraagd.
LEES OOK: Dit is wat ik wil zeggen tegen de mevrouw van de biologische winkel
Dat hoeft ze niet te doen, want ik weet zelf heel goed wat mij wel en niet staat, daar ben ik namelijk 55 voor geworden. Nu moet ik al mijn energie steken in haar uitleggen waarom ik niet wil kopen wat zij me probeert aan te smeren.
‘Nee mevrouw, dat geelachtige rood staat me niet, ik zie er alleen mooi uit in blauwachtig rood.’
‘Nee, ook geen beige. Als ik beige aantrek, denkt iedereen dat ik niet helemaal lekker ben.’
‘Nee mevrouw, van zo’n hoge ronde hals word ik een tank met mijn cup 85H.’
‘Ja mevrouw, het is mode, maar ik vind grote bloemenprints gewoon niet mooi, ik word er een moeke van. O, u vindt van niet. Nou, ik wel.’
‘En ik houd niet van sportief. Sportief is mijn stijl niet.’
‘Nee, ook niet met een sjaaltje! Ik háát sjaaltjes!’
‘Ja, u heeft gelijk, deze zwarte jurk staat me fantastisch en ik vind ’m ook heel mooi, maar ik heb al een bijna identieke zwarte jurk in mijn kast hangen. Wat zeg ik: zes van die zwarte jurken. Dus ik ga geen € 279 uitgeven aan nog een zwarte jurk die me heel mooi staat. Sorry.’
Waarom zeg ik nou sorry? Het is toch gewoon zo? Ik zeg alleen maar sorry omdat ze beledigd is als ik alweer iets niet wil. Maar ik ben toch niet verplicht iets te kopen? En ik vraag haar toch niet steeds weer nieuwe dingen aan te dragen? Dat doet ze zelf. Ze werkt vast op commissiebasis, maar daar kan ik niks aan doen. Sorry, hoor.
Dat ik miskopen in de kast heb hangen komt door dit soort mevrouwen die blijven aandringen op momenten dat ik te zwak ben om te protesteren. Of om überhaupt de paskamer uit te komen en in een grote spiegel te kijken omdat daar net een beeldig jong meisje voor staat en de moed me in de schoenen zinkt bij de gedachte dat ik naast haar zou moeten staan. Het meisje kijkt keurend naar zichzelf in een mogelijk nieuwe jurk. Een lelijke, flodderige, goedkope jurk in een nare kleur.
Hij staat haar prachtig.
O, was ik maar dat meisje. Ik vind een heleboel dingen niet erg aan ouder worden (ik ben een stuk wijzer en gelukkiger, bijvoorbeeld), maar wat kan ik terugverlangen naar de tijd dat ik met alles wegkwam. Goedkope bloesjes, flodderige rokjes, rare broeken; foute kleuren, te kort, te lang, te wijd, te strak; foute kapper, hippe kapper, geen kapper – wanneer je jong en mooi bent, maakt het allemaal niet uit. Als je een vuilniszak aantrok, kon je ermee naar een gala.
Het is gewoon een feit: na je vijftigste kom je niet meer weg met een goedkope jurk waarin te weinig stof en snit zit. Met een broek die wel hip is maar je niet staat. Daarom is het alle hens aan dek geblazen bij het betreden van een kledingwinkel. Wij moeten ons voordeel doen met wat wij wel hebben en die beeldige kuikentjes niet: stijl en ervaring.
Het meisje voor de spiegel heeft nog geen idee – die heeft nog een leven vol miskopen voor zich. Het is maar goed dat ze straffeloos met deze jurk wegkomt, anders is het meteen zo sneu, denk ik vertederd. Ik ga naast haar staan. De winkeljuffrouw heeft gelijk, moet ik toegeven: die zwarte jurk staat me uitstekend. Straks hangen er zeven in mijn kast. Helemaal niet erg.