Ik kwam een oude schoolvriendin tegen in mijn oude dorp. Ging iets met haar drinken. ‘Zullen we een bessen-ijs bestellen, net als vroeger?’ vroeg ze. Bij de eerste slok kwam het allemaal weer terug.
Bessen-ijs! Verdomd. De ene dag zat ik nog braaf aan de cola, de volgende dag dronk iedereen ineens bessen-ijs.
- Nou ja, iedereen. Alle meisjes dan. En alle homo’s.
- Vanaf zo’n beetje mijn vijftiende was bessen-ijs mijn drankje.
- Toen kreeg je in een café nog gewoon alcohol als je vijftien was.
- Of veertien. Of dertien. Of twaalf.
- Het was een soort opstap-drank. Want het smaakte niet naar drank, het smaakte naar limonade. Een heavy cassis.
- In feite was het een soort breezer.
- Maar dan zonder de sex.
- Daar moest ik nog niet aan denken toen ik vijftien was.
- Nou ja, misschien wel dénken. Een beetje.
- In een breezer zit – even googelen – 4% alcohol.
- In een bessenjenever – even googelen – 20%.
- Hoewel er best veel ijs bij zat. Dat scheelde natuurlijk.
- Maar mijn ouders waren daar dus helemaal niet ongerust over, dat ik dronk.
- Want het waren de jaren zeventig. En ze dronken zelf ook.
- Roken was ook geen probleem. Mijn vader rookte sigaren.
- En mijn moeder zette op verjaardagen glaasjes met sigaretten op tafel.
- Het enige waar je niet aan moest beginnen en waarvoor je uitentreuren gewaarschuwd werd, was heroïne.
- Als je daar alleen al naar zou kijken, zou je eindigen als Christiane F.
- Hoewel ik niet eens meer weet hoe Christiane F. geëindigd is.
- Even googelen: Christiane F. was heroïnehoer op haar veertiende.
- Er was in de verste verte geen heroïne te bekennen in ons dorp. Ik heb dus nooit naar heroïne gekeken. Ik wist niet eens hoe het eruit zag.
- Nog steeds niet, trouwens.
- Ik zag alleen maar het uitgeteerde gezicht en de wanhopig lege ogen van Christiane F. voor me, terwijl ze zich injecteerde met een vervuilde naald in een troosteloze Berlijnse steeg.
- Gelukkig was ik alleen aan de bessen-ijs.
- En de jongens dronken bier.
- Er was één kroeg waar je hasj mocht roken.
- Eén keer geprobeerd, op mijn zestiende.
- Ik viel ervan in slaap.
- Later kreeg ik een vriendje die de kroeg schoonmaakte waar ik altijd bessen-ijs dronk.
- God, wat stonken die kroegen ’s ochtends.
- Vooral naar ouwe sigarettenpeuken.
- Een rookverbod in cafés, dat leek toen volstrekt idioot.
- Als ik verder doordenk, snap ik eigenlijk wel dat mijn ouders niet ongerust waren.
- Ik kreeg veel te weinig zakgeld om veel drank te kopen.
- Vijftien gulden per maand, plus een paar rijksdaalders babysitgeld.
- Een elpee kostte vijftien gulden.
- Een bessen-ijs drievijftig.
- Je moest keuzes maken.
- Toen verhuisde ik naar Amsterdam om te studeren. En daar liep ik met een grote boog om de Zeedijk heen, want daar was dus die heroïne.
- Moet je er nou komen. Alleen maar toeristen met rolkoffertjes en Nutellawafelwinkels.
- Je zou bijna gaan verlangen naar een authentieke Christiane F.
- Na de heroïne moest je bang zijn voor aids.
- Dat was nieuw en gruwelijk en kwam al dichterbij, want dat kon je krijgen van sex.
- Dus neuken werd problematisch, maar je kon gewoon doordrinken en roken.
- En snuiven. Dat deden ze toen op elke wc van elke discotheek.
- Behalve ik.
- Daar was ik te schijterig voor.
- Terwijl cocaïne toch een soort chique heroïne was, heel glamourous zonder vuile naalden in Berlijnse stegen.
- Maar wel doordrinken, hè.
- Bessen-ijs.
- Waarom ben ik toch ooit met dat drankje opgehouden?
Lees ook Juliette vindt het mooi geweest – dat mooi zijn