Monica mist de tijd waarin mensen nog gewoon een familieneus mochten hebben: “Schoonheid is eenheidsworst geworden. Flaporen of een scheve tand? ‘Dat je daar niet wat aan laat doen’ krijg je te horen.”
“Ik snap het wel, hoor. We zien onszelf veel vaker dan pakweg twintig jaar geleden. Tijdens video-vergaderen, op al die selfies. Ik sta redelijk sterk in mijn schoenen als het op mijn uiterlijk aankomt – niet bloedmooi, ook niet erg onaantrekkelijk – en ook ik sta voor de spiegel wel eens mijn wangen naar achteren te trekken of mijn oogleden op te trekken. Maar als ik níet in de spiegel kijk en mijn telefoon niet in de selfiestand heb, heb ik daar geen last van. Dus waar hebben we het over?
Mijn dochters (19 en 21) mogen graag griezelend en grinnikend door oude fotoalbums bladeren. Ja meiden, alleen genetische freaks hadden destijds een thigh gap. Onze borsten keken scheel, onze moeders hadden rond de overgang in de meeste gevallen maat 48, niemand die zich er hevig aan stoorde want iedereen had wel wat.
Ik had als tiener een pluispermanent, dat was toen helemaal hot. En een scheve ondertand, want destijds kreeg je als kind alleen een beugel van het ziekenfonds als je een gevalletje fietsenrek was. Isabella Rossellini is er topmodel mee geworden, David Bowie had rare vampiertandjes en is er ook nog ver mee gekomen. Destijds zag je overal mensen met een niet helemaal gelijkmatig gebit, een bril, flaporen en een neus waarvan je meteen dacht: ‘Oh, dat is er eentje van de Bergmannetjes.
Dat lijkt nu niet meer te kunnen. Op mijn werk heb ik twee collega’s van mijn leeftijd die alsnog aan de beugel zijn gegaan om hun ‘lach te verbeteren’. Er was niks mis met die lach, het zijn allebei vrolijke, slimme vrouwen. Maar dat is dus de druk van het perfecte plaatje: als bijna iedereen een volstrekt regelmatig gebit heeft, valt die ene scheve tand zoals die van mij steeds meer op. Ogen laseren idem dito: ik zie steeds minder mensen met een bril. Mijn zus heeft de flaporen van een opa geërfd: klein, maar wel uitstaand. Ze kan er prima mee horen, ze draagt haar haar vaak opgestoken zodat ze zichtbaar zijn, ook omdat ze van grote oorbellen houdt. ‘Dat je daar niet wat aan laat doen’, kreeg ze onlangs te horen. ‘Het is geen grote ingreep.’
We hadden het er samen over, over haar flaporen en mijn scheve tand. Met de nodige twijfel, want we zijn ook maar mensen. Het is voor haar inderdaad geen heel grote ingreep en voor mij is een beugel ook best te doen. Maar we werden tegelijk heel narrig van het idee dat je niet meer iets eigens en afwijkends mag hebben. Schoonheid is zo’n eenheidsworst aan het worden. Al snap ik ook weer dat als je je leven lang bent gepest met een grote neus, je maar wat blij kunt zijn met een minder opvallend exemplaar. Ik ben niet tegen plastische chirurgie of injectables, iedereen moet doen wat bij hem of haar past. Het is meer een soort weemoed die me parten speelt, naar een tijd waarin uiterlijk nog niet zo’n grote rol speelde als nu.
Ik heb jonge collega’s van halverwege de twintig die babybotox laten zetten om de rimpels voor te zijn. Een Hollywoodwaardige manicure is tegenwoordig standaard. De meeste mensen die ik ken fitnessen niet om een beetje gezond te blijven, maar om er goed uit te blijven zien. Ik ken vrouwen die hooguit tien kilo te zwaar zijn en Ozempic prikken om maar makkelijk af te vallen. Kniesoor die erop let dat ze eruit zien alsof ook alle levensvreugde uit hen is weggelopen.
Opnieuw: ik snap het. Aantrekkelijke mensen hebben het makkelijker, krijgen meer kansen in het leven en eerder het voordeel van de twijfel. En door social media is de lat uiterlijk heel hoog komen te liggen: iedereen kijkt veel vaker naar zichzelf en bijna iedereen experimenteert wel eens met filtertjes om er net wat aantrekkelijker uit te zien. AI doet er nog een schepje bovenop met de creatie van volmaakt symmetrische porie- en pukkelvrije portretten.
Ik las ergens dat spiegels pas rond 1800 in de meeste huizen terechtkwamen, als je niet tot de elite behoorde had je amper een idee hoe je eruit zag. Het is nog maar zo’n honderd jaar geleden dat de beeldcultuur ontstond en ook ‘gewone’ mensen zich lieten fotograferen. Zo lang hebben we dus nog niet een beeld van hoe we eruit zien.
Ik kan met vertedering naar die oude portretten kijken. Heel stijfjes, maar ook heel echt. Scheve neus, ontembaar haar, moedervlekken waarmee we nu naar de dermatoloog zouden hóllen. Toen was het normaal, nu denk zelfs ik wel eens aan fillers. Maar als ik zie wat het kost, haak ik meteen weer af. Het is geen eenmalige uitgave, hè? Ik kan me dat op termijn gewoon niet veroorloven.
Dus hou ik het bij een likje make-up. Voor intensieve beautyroutines van twaalf stappen ben ik te lui, lipstick is en blijft mijn oppeppertje. Qua rimpels valt het nog reuze mee, maar ik zie wel dat de boel gaat zakken. Dat vind ik niet leuk, maar ook weer niet zo erg dat ik ga sparen voor een facelift. Het geld is voor andere dingen nodig (de boodschappen, de hypotheek) en ik hoop zo aan mijn dochters te kunnen laten zien dat je ook op een normale manier ouder kunt worden. Maar ook bij hen is het woord babybotox al gevallen, dus ik vrees het ergste.”
PS De foto is uit 1975, van een ‘moedermavo’ vol vrouwen die hun kansen op de arbeidsmarkt wilden verbeteren. Geen van hen is lelijk, allemaal zien ze volstrekt normaal uit. En echt, want fanatiek sleutelen aan jezelf deden mensen destijds simpelweg niet.
Nooit meer iets missen?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief en je krijgt wekelijks een verzameling van de beste stukken, updates over de podcast en de beste aanbiedingen van Saar in je mailbox!