Help! Mijn baas is 29 en wil met me scrummen

Monique (54) werkt sinds een paar jaar bij een jong en hip internetbedrijf. Ze is verreweg de oudste daar en gék op haar jonge enthousiaste team, maar het pingpongtafel-gehalte mag van haar wel iets minder. “Scrummen. Is dat iets anaals?”

“Ik had echt geen idee waar mijn baas het over had toen hij me op mijn tweede werkdag uitnodigde om eens aan de gang te gaan met een ‘potje scrummen’. ‘Daar ben ik niet echt op gekleed,’ wilde ik zeggen, maar godzijdank hield ik mijn kaken op elkaar. Dat had ik op mijn eerste dag al geleerd, toen ik binnen kwam en een jongeman in een hangmat zag liggen met zijn telefoon en een jonge vrouw op skates van de ene werkhoek na de andere zag rijden. In de vacature was het bedrijf omschreven als ‘jong en dynamisch’ en daar was geen woord van gelogen. Geen kamertje of zelfs maar een kantoortuin, maar één enorme tafel en verder was alles flex, van de zitballen tot en met de zitzakken waar ik onmogelijk zonder hulp uitkwam.

Bij de sollicitatie heb ik eerlijk gezegd dat ik niet wist of ik wel in het team zou passen. Inhoudelijk had ik alles te bieden wat ze zochten, maar als potentieel teamleider voelde ik toch meer de behoefte om het jongmens in de hangmat te vragen of hij eens wat zou kunnen gaan doen, dan iets gezelligs te zeggen als ‘Lig je lekker, jongen?’ De baas zocht echter iemand met ervaring, noemde me een ‘sociale verrijking voor het team’ en wilde het met me proberen. En als vijftiger zeg je geen nee tegen een goed betalende potentiële fulltime baan. Ook niet als je van je puberzoon razendsnel wat Snapchatkennis moet leren om op de vrijmibo een beetje mee te kunnen komen met de rest van de professional family.

Ik moest ontzettend wennen aan de sfeer en aan de toon. De stagiaire samen die met mij begon, haakte briljant in, had binnen een dag haar hele levensverhaal al gedeeld, alle socials van haar collegaatjes geliked en vrienden gemaakt. Ik was toen nog bezig de waterbesparende kranen op de wc te doorgronden en uit te dokteren hoe ik productief kon zijn op een plek waar ook de pingpongtafel en het karaoke-apparaat regelmatig worden gebruikt ’to get the creative juices flowing.’
Dus je kunt wel zeggen dat ik met een achterstandje begon. Ook omdat mijn baas – een hipster met een moeilijke bril – het erg belangrijk vond dat ik het team ‘organisch, maar wel resultaatgericht’ zou aansturen. In de praktijk komt dat erop neer dat ik naast teamleider ook moeder, grote zus, vriendin, werkster, therapeut, amateur-huisarts, klaagmuur, life coach, klankbord, egomasseur en een levende versie van Google ben (‘Moon, de klant wil iets Corneille’rigs, moet ik die kennen?). Het werk dat wordt afgeleverd, is professioneel, hoe het tot stand komt verbijsterend informeel. Als je, zoals ik, gewend bent aan een duidelijke structuur en dito afspraken over een opdracht, is het best even doorbijten als een van je collega’s eerder naar huis gaat ‘want mijn vriend heeft een trein eerder genomen’. Om nog maar te zwijgen over mijn baas die altijd ‘aan’ staat en op de gekste momenten wil Skypen, zodat ik soms op zaterdagmorgen met een jas over mijn pyjama aan de keukentafel professioneel zit te kijken, terwijl mijn puber me appt dat er maanzaad tussen mijn tanden zit.

Het 24/7 bereikbaar zijn kan ik aan, de niet te onderdrukken behoefte aan skypen en facetimen vind ik minder. Ook omdat ik thuis niet altijd mijn haar föhn en weleens met mijn menopauzale hoofd in een masker zit dat echt niemand hoeft te zien. Het probleem is dat ik het niet wil weigeren, omdat mijn baas best een goede vent is. En ik weet dat dit het nieuwe normaal is. Maar ik voel me soms stokoud. En kan pure heimwee hebben naar de tijd dat ik nog een eigen kantoor had en om vijf uur klaar was. Daar staat tegenover dat ik in mijn huidige rare, leuke, onvoorspelbare baan – ik heb inmiddels een vast contract – onze hond mag meenemen naar kantoor als zijn oppas ziek is. En die fluïde werktijden erg makkelijk zijn om files te vermijden en privézaken te regelen. Ik tel dus mijn zegeningen en doe net alsof ik alles normaal vind. Ook dat een van onze vormgevers soms in een onesie naar kantoor komt. Dat er eentje tussen zit die sla met stinkende kimchi uit een enorme weckpot eet. En dat daar dan een selfie van wordt gemaakt die door iedereen die aan tafel zit wordt geliked.

Mijn jongere collega’s zijn zowel superslim als volkomen achterlijk. Ze kunnen ondersteboven code schrijven en kennen alle 269 Instagramfilters uit hun hoofd, maar hebben nul algemene ontwikkeling. Keith Haring, de ligging van Nijmegen en een inschatting van de kosten van een broodlunch voor twaalf man leveren uitsluitend glazige blikken op. Ze kunnen tot in de krochten van een telefoonmenu hun instellingen aanpassen, maar googelen hoe lang een ei moet koken. Alles wat ze meemaken – lekke band, gebroken hart, zacht ei – is drama. Het dient te worden vastgelegd, aangehoord, gedeeld en geliked of met een sippe smiley te worden erkend.
Sociale vaardigheden zijn niet hun sterkste punt: klanten vinden ze eng (of ‘spannend’, zoals erg tegenwoordig heet), bellen vinden ze eng, smalltalk vinden ze awkward. Schermcontact gaat altijd boven oogcontact. En het is moeilijk om ze te motiveren voor de wat suffere klusjes. Als het geen potentiële viral oplevert, zien ze er al snel het nut niet van in. Terwijl het toch nuttig kan zijn om te zorgen dat de relatiegeschenken leuk verpakt bij de klanten komen. Dat gaat dan met zuchten en steunen en o wee als ik ze niet buitengewoon prijs voor hun geweldige inzet. Dat laatste vind ik erg irritant. ‘Zeur niet zo en doe gewoon je werk,’ wil ik dan zeggen, maar het moet altijd positief, motiverend, dynamisch en leuk blijven. Heel vermoeiend, alsof ‘iets doen omdat het moet’ een volkomen vreemd concept voor hen is.

Mijn collega’s zouden dan ook onuitstaanbaar zijn als ze niet ook zoveel leuke dingen hadden. Zijn ze ergens enthousiast over, dan moet ik ze echt het pand uit duwen, anders zouden ze er om middernacht nog zitten: ‘Kicken, sleep-over op kantoor!’ Ze hebben ook zelfvertrouwen, ze zijn onbevangen en kritisch. Ze hebben niets met hiërarchie, ze houden van samenwerken en gaan vaak na werktijd samen eten, samen uit of samen bingewatchen. Mijn ervaring is dat je mazzel hebt als je het met een of twee collega’s goed kunt vinden, dit lijkt soms echt wel een familie, zoals ze aan elkaar klitten. Ook zíj staan altijd aan: als ik om tien uur ’s avonds op zaterdagavond een appje stuur, krijg ik binnen 30 seconden antwoord. Dat hou ik mezelf voor, als dezelfde persoon op maandagochtend appt dat hij wat later komt, omdat hij nog brak is van het stappen. Nieuwe wereld, nieuwe spelregels. Als het werk maar afkomt en goed is, is het prima.

Het was dus vooral een kwestie van wennen aan hun belevingswereld en het evenwicht vinden tussen meedoen en ‘zullen we even normaal doen?’ want ik ga dus echt niet in die hangmat liggen brainstormen. Wat niet went, is een soort speeltuin voor volwassenen als werkplek hebben en een jongetjesman als baas. Hij heeft niet voor niets een succesvol bedrijf, hij kan echt wel wat. Maar er zit geen rem op, hij zou nog een jacuzzi op kantoor laten installeren als de vloer het qua gewicht aankon. En hij is gék op dol op hypes. Soms kan ik er wel om lachen, soms vind ik het ook gezocht: ‘Kijk ons eens ontzettend anders en hip zijn!’ Als hij een stabureau / mosmuur / bureaufietshybride heeft gezien, moet die er onmiddellijk komen. En dat moet iedereen dan cool en vet vinden, terwijl er ook medewerkers zijn voor wie het best wat minder mag. Niet iedereen gedijt in de steeds-wat-nieuws-community-spirit waar zo mee wordt gedweept. Mijn baas wil daar niet aan, het Google-kantoor is zijn professionele Moederschip, hij kan me een briljant idee appen met meteen daarachter aan een plaatje van een veganistische hangstoel waarin geen hond een laptop kan bedienen. Zijn vocabulaire bestaat uit woorden als energie, synergie, in je kracht staan, issues inschieten en 2.0 uitnutten. Hij wil ook van alles benchmarken, terwijl hij beter de boekhouding eens zou kunnen aanharken. Er gaat ontzettend veel geld rond in de scène van managementgoeroes en als je een baas hebt die daar gevoelig voor is, kun je zomaar om de haverklap een peperduur nieuw ‘brand DNA’ (Waarden! Kerncellen! Ecosysteem!) hebben.

In mijn ogen heeft het een hoog nieuwe-kleren-van-de-keizergehalte. Al dat hippe gekakel komt neer op het ouderwetse principe ‘klant werven, service verlenen, geld verdienen’. Het sausje dat er overheen wordt gegoten, slaat nergens op. Een probleem wordt niet leuker als je het een uitdaging noemt. ‘Er is altijd ruimte voor verbetering’ klinkt vroom, maar soms is wat je doet gewoon al hartstikke goed. En al dat gelul over power, speed, sprinten en een agile team – hoe is ’transparant en betrokken participeren’ anders dan je werk goed doen en snel bijsturen als dat nodig is?
Ik ga niet beter brainstormen in een ruimte vol zitzakken en yogakrukjes. Ik waardeer het idee achter de snoepgroente die twee keer per week wordt afgeleverd, maar soms heeft het team echt even donuts of een pizza met nepkaas nodig. Niet alles is leuk en werk wordt niet per se leuker of productiever als er klimwand in het kantoor is. Teambuilding is, samen met passie, het meest overschatte woord op de werkvloer. Zelfs ‘mijn’ alles sharende millennials rollen met hun ogen bij kreten dat ‘het werkproces vloeibaarder moet worden en dat we een ‘lenig team’ moeten zijn.
Het huidige intense verlangen van mijn baas naar een agile office past bovendien helemaal niet in de manier waarop het kantoor net is ingericht en afgestemd op het Nieuwe Werken. Het zou grappig zijn als het niet zo treurig was, maar ik voorzie dat er binnenkort wel een andere Moeilijke Bril zal langskomen. Om een tranentrekkende offerte te kunnen maken voor de installatie van een Klaar Pilaar waar die twintigduizend post-its dan op moeten. Ik zeg niet dat ik terugverlang naar een hele dag op een muf kantoor zitten met als hoogtepunt de koffiekar van juffrouw Corrie. Maar met de kennis en ervaring van dertig jaar werken in een kamertje alleen, een kantoortuin en een flexwerkvloer zeg ik als middelbare mevrouw wel dat je als baas niet goed snik bent als je denkt dat statusgevend designmeubilair de productie verhoogt. Dat ergonomische krukken geschikt zijn om de hele dag ‘actief op te zitten’. Of dat het productieverhogend werkt als je je team steeds met veranderingen bombardeert waar ze ook nog eens juichend op moeten reageren.

Ik heb alles een tijdje met een stalen gezicht aangehoord, je gaat als nieuwkomer niet na een paar dagen al zeggen: ‘Waar ben je mee bezig?’ Maar na een maand ben ik toch voorzichtig wat verwonderpunten bij hem gaan neerleggen, om te kijken of we die zouden kunnen tackelen bij een kopje verse gemberthee. Zelden was de generatiekloof zo wijd. Zelden voelde ik me zo oud. En zelden voelde ik me zo tekortschieten in het begrijpen waarom hij een peperdure coach in gebakken lucht wilde inhuren om kosten te besparen op iets wat we al efficiënt deden.
Hij luisterde naar me, bedankte me lekker positief voor mijn input en boekte de coach in gebakken lucht alsnog. Dus nu scrummen we elke dag. En dat valt zelfs mijn baas nog best een beetje tegen. Niks niet zweterig worstelen op de werkvloer en vol adrenaline ‘op voorzetten schieten’, het is gewoon een manier om chill te doen over iets op tijd afkrijgen. De scrum master (manager) checkt tijdens een stand-up of iedereen toch wel sprints heeft genomen om de user story (klant) op tijd te bedienen op een zo lean mogelijke manier. Kortom, gewoon werkoverleg met een afvinklijstje.”

Dit stuk verscheen eerder in Tijdschrift Saar.

LEES OOK: ‘Leg die iPhone weg!’ 56 dingen die ik tegen stagiairs wil schreeuwen

gifgif
Monique Manuels
Monique Manuels
Monique Manuels (54) is scenarioschrijver en maker van de webserie Susan in de overgang. Woont in Haarlem. Is op goeie dagen nog steeds verliefd op haar verloofde met wie ze twee kinderen heeft. Gaat drie keer per week naar de film en knalt daar het liefst nog een serie achteraan. Droomt zich een ongeluk (ook over andere mannen) en wordt nooit volwassen.