Vroeger keken we stug voor ons uit bij begrafenissen, huilen was iets voor watjes. Nu maakt Els mee dat iedereen in janken uitbarst als een stagiaire naar Siberië wordt gedeporteerd afscheid neemt.
Ik kijk naar een reportage over een vluchtelingenkamp. Oude mensen onder een dun dekentje. Drie kindertjes met blote voeten in de modder. Een lange rij mensen met een kommetje in de hand. Een mevrouw vertelt dat voedsel schaars is. Net als water. En dat ze het ’s nachts koud heeft. Ze lacht terwijl ze haar verhaal vertelt. Dat doen mensen die van jongs af aan worden getraind in het verbergen van gevoelens. Word je met napalm gebombardeerd? Werk je zestien uur per dag in een naaiatelier? Word je huis weggevaagd door een golf van tien meter? Klaag niet, ga door.
Ik vraag me af hoe het in Nederland zou zijn als we te maken krijgen met een natuurramp. En vrees dat de overlevenden moord en brand zullen schreeuwen. Bij Pauw zullen we vertellen dat het een grof schandaal is dat de regering de ramp niet heeft voorkomen. Geert Wilders zal de linkse kerk de schuld geven. Lodewijk Asscher zal naar de VVD wijzen. In de gaarkeuken zullen we elkaar met soeppannen op de koppen slaan. Bij RTL Boulevard zal een stoet bekende Nederlanders vertellen dat ze aan posttraumatische stress lijden. En de verzekeringsmaatschappijen krijgen miljoenen telefoontjes van verontwaardigde mensen die eisen dat de schade onmiddellijk wordt vergoed.
En toch is het nog niet eens zo lang geleden dat Nederlanders hun lot gelaten ondergingen. Toen in 1953 Zeeland te maken kreeg met een watersnoodramp, zeiden de slachtoffers dat het de wil van God was en ruimden dapper de puinhopen op. Na de Tweede Wereldoorlog was het de bedoeling dat je niet over doorgestane ellende praatte, maar je op de wederopbouw stortte. Bij begrafenissen keken mensen stug voor zich uit, huilen in publiek was iets voor zwakkelingen. Als je iets ergs overkwam, haalde je gelaten je schouders op: tja, wat doe je eraan.
Ik herinner me een bejaarde dame die me vertelde dat ze haar negen maanden oude baby had verloren in de hongerwinter. “Het was een lief jongetje”, zei ze. “Op een dag werd hij ziek, medicijnen waren niet te krijgen, een week later was hij dood.” Haar man en zij hadden er nooit meer over gesproken, ze moesten door, er waren andere kinderen voor wie gezorgd moest worden. En nu was ze oud en moest ze steeds vaker aan dat jongetje denken. Dat begreep ze niet goed, het irriteerde haar zelfs een beetje. “Het is al zo lang geleden.”
In één generatie is onze volksaard radicaal veranderd. Op de laatste dag van de basisschool nemen leerlingen snikkend afscheid van elkaar. Als een stagiaire afscheid neemt wordt er gejankt alsof ze naar Siberië wordt afgevoerd. Hartverscheurend allemaal, maar ik moet er ook om lachen. Als we al zo’n verdriet hebben omdat een meisje Holland’s Next Top Model moet verlaten, hoe zullen we dan reageren als we worden getroffen door een echte ramp?
Lees ook: Miriam bezoekt de webwinkel van V&D en moet heel hard huilen