Hebben we geweldige medicijnen, willen we ze niet slikken

-

Mariekes begrijpt niet waarom zoveel mensen geen pijnstillers, antidepressiva en andere geweldige medicijnen slikken. “We nemen liever vage natuurdruppels die niet werken.”

Begin jaren tachtig werkte ik op de longafdeling van een academisch ziekenhuis. Ik was begin twintig en mocht ‘oudste diensten’ draaien, waarbij de verantwoording over de gang van zaken op de hele afdeling op mijn schoudertjes (maatje 34 nog) rustten. Het bewijs van deze status was niet je diploma of de stethoscoop, maar de sleutel van de medicijnkast die je aan een ketting om je nek droeg als een middeleeuwse kasteelvrouw.

Uitgerekend een van de eerste avonden dat ik deze eervolle taak zou vervullen kreeg ik al werkend de hevigste menstruatiepijn ooit. De vernedering was compleet toen ik bijkwam in een ziekenhuisbed in de onderzoekskamer van mijn eigen afdeling. Flauwgevallen! Een geërgerde arts en een nerveuze leerling keken mij vragend aan. ‘Menstruatie!’ fluisterde ik. De arts siste iets in het oor van de leerling die op een drafje het gevraagde medicijn ging halen. De sleutels hadden ze van mijn nek afgewurmd. Ik kreeg een roze pil, bijna ter grootte van een knikker. Zakte nog even weg en voelde binnen drie kwartier de pijn verdwijnen.

Binnen een uur vroeg ik de sleutel weer retour en werkte verder. In de statistiek kon vanaf dat moment worden bijgeschreven: in de regio Amstelland een toename van Brufen 400 mg (toen nog alleen op recept verkrijgbaar), maandelijks een stuk of zes dragees. Was Amstelland nu zieker geworden? Ik was in elk geval beter. Als de pijn zich aandiende met de eerste venijnige golfjes, slikte ik om de zoveel uren. Het enige waarvan ik baalde was de hoeveelheid verloren dagen. Dagen die ik voorheen, werk of studie verzuimend, in bed had doorgebracht. Later waren de pillen niet meer nodig. Maar ik kan nog nostalgisch worden als ik eraan denk. Wat hielpen die dingen.

Ik heb de pillen aanbevolen aan vele bleke vriendinnen die elke maand drie dagen waren uitgeschakeld. Vrijwel altijd zonder succes. Men gebruikt liever onwerkzame en onbetaalbare natuurdruppels, of anders maar niets. Ook op mijn werk kwam ik deze voor mij onbegrijpelijke reactie tegen. Sommige patiënten van de longafdeling hadden nog geen diagnose aan hun broek en verkeerden in het onzalige stadium van het moeten ondergaan van onderzoeken. En het nerveus wachten op de uitslagen. De andere helft had de verdrietig makende uitslagen binnen. Zij kregen cytostatica en bestraling en hoopten het einde nog enige tijd voor zich uit te schuiven.

Veel van de patiënten hadden pijn en kregen daar pittige pijnstillers voor, die snel niet meer afdoende waren. Dan waren er zwaardere nodig, waar de mensen soms nog banger voor waren dan voor de pijn of magere Hein himself. Er was natuurlijk ook een objectieve vraag naar informatie: blijf ik wel helder? Wat zijn de andere bijwerkingen? Maar er was ook een irrationele basale huiver voor pillen. Pillenpreutsheid. Kan ik er niet aan verslaafd raken? De neiging was dan groot te antwoorden: ‘Al zou u verslaafd wíllen raken; daar is geen tijd meer voor.’

Gerard Reve beschreef een soortgelijke reactie in Brieven aan mijn lijfarts. Onder invloed van te veel drank waren de gemoederen tussen Reve en zijn toenmalige vriend Wimie hoog opgelopen. Reve ging met hem op de vuist, begon flessen en glazen stuk te gooien, waarbij hij een loeiend gehuil uitstootte, waarna Wimie de Amsterdamse woning ontvluchtte. Gerard wierp hem een gietijzeren braadpan met koude rollade na, de diepte van de trap in. Iemand, niet Wimie, waarschuwde een arts, die gelukkig snel kwam. Onderweg naar boven nam hij de pan met rollade mee en begon met geruststellend te melden dat er aan de rollade niks mankeerde. Reve zat vol snijwonden van het stukgesmeten glas. Op de vraag van de dokter wat er aan de hand was antwoordde hij dat hij dood wilde. ‘Dat is altijd de beste oplossing,’ gaf de dokter toe, terwijl hij Reve twee kalmerende injecties toediende. Die daarna meteen vroeg of twee injecties niet te veel was en ‘of het geen kwaad kon’.

Bert Keizer beweert in zijn boek Het refrein is Hein (verplichte literatuur voor artsen, patiënten en eigenlijk ook voor alle andere mensen) in een eindeloze bespiegeling over wat mensen en dieren van elkaar onderscheidt, dat de mens slechts een dier is dat pillen wil slikken. Ik denk dat de mens een dier is dat weliswaar van zijn klachten af wil, en desnoods wel pillen wil slikken daarvoor, maar toch vooral chronisch bang is voor medicijnen. Slikken wij Nederlanders dan zoveel? Wij gebruiken in Nederland misschien meer medicijnen dan vroeger, maar in Frankrijk slikken ze véél meer. Ze geven veel meer geld uit aan de gezondheidszorg en ze slikken veel meer antidepressiva. De Fransen, vooral de vrouwen, worden ook ouder. Hun grotere medicijngebruik maakt ze dus niet zieker.

Iemand uit mijn naaste omgeving leeft al twintig jaar met de diagnose schizofrenie. In de jaren tachtig is er oeverloos tegen haar aan gekletst door vage hulpverleners. Sinds ze medicijnen krijgt en slikt is er een tamelijk vredig leven voor haar weggelegd, zonder angst en wanen.

En neem de vriend die jaren geleden in een depressie wegzakte. Wij konden niet veel meer doen dan handenwringend langs de zijlijn ijsberen. Met goed uitzicht op zijn bijna ondraaglijke pijn en angst. Sinds het juiste antidepressivum werd gevonden kon hij weer opknappen. Niet van de ene seconde op de andere, maar dankzij de medicijnen kon hij openstaan voor gesprekken, behandeling, vriendschap, zelfs liefde en alle andere dingen die het leven een beetje uit te houden maken.

Als ik depressieve mensen probeer te wijzen op een mogelijke verbetering door medicijnen zijn ze afwijzend en soms bijna beledigd. Waarom die bezwaren? Is het calvinisme? We moeten en zullen pijn hebben? Doen we boete zonder ons ervan bewust te zijn? Zoals de optimist en de pessimist van elkaar verschillen door hetzelfde glas als halfvol respectievelijk halfleeg te bestempelen, zo zou je wat minder zorgelijk naar ons medicijngebruik kunnen kijken. Weer zoveel mensen opgeknapt, weer wat pijn onder controle, weer vele mensen beter geworden.

 Er zijn zoveel problemen in het leven waar nog geen oplossing voor mogelijk is dat ik altijd blij ben met een probleem dat tenminste wél aangepakt kan worden.

gifgif
Marieke Henselmans
Marieke Henselmans
Marieke Henselmans (58) is journalist, weet alles van geld en aanverwante artikelen, houdt van muziek, dansen en koken, heeft drie volwassen zoons en denkt na over wat ze worden wil.

RECENTE ARTIKELEN