
Femke is verslaafd aan jank-tv
TV aan, dekentje, biertje, blokje kaas – en dan lekker genieten van andermans misère. Voor Femke kan een docu niet zielig genoeg zijn. Telkens als ze zit te snikken op de bank vraagt haar man: “Waarom kijk je dit dan ook?” Een zelfonderzoek.
Afgelopen juli werd ik op social media achtervolgd door een korte video waarin een vrouw (Lidwina) vertelt over haar overleden broer Tallander (22). Hij zat in de MH17 en vlak voordat hij de lucht inging, stuurde hij haar een appje waarin hij zei dat hij niet zo zeker van de vlucht was. “Als dit vliegtuig neerstort, wil ik Fly On van Coldplay op mijn begrafenis.”
De video bleek een fragment uit de documentaireserie De Echo van MH17, waarin nabestaanden van de noodlottige vliegtuigramp na tien jaar vertellen hoe het ze vergaan is. Hoe ze terugkijken op die dag, op het moment dat ze hoorden dat hun kind, broer, moeder uit de lucht was geschoten, hoe ze verder gingen, verder moesten, na zo’n verschrikkelijke gebeurtenis. Ik heb de hele serie in een ruk gekeken. Met een constante brok in mijn keel. Het meest gegrepen was ik door de broer en zus van Tallander. Tally, zoals ze hem liefkozend noemden. Hun verdriet was zo voelbaar, het gemis zo groot, je zag ze vechten tegen de tranen terwijl ze hun verhaal deden. Over het fijne gezin waar ze uit kwamen. Over de reis die Tallander zou maken. Over zijn sportieve aard. Zijn onaffe leven. Ondragelijk om zoiets mee te maken, lijkt mij. Ik vond het al niet te doen om er alleen maar naar te kijken. Met betraande wangen zat ik op de bank. “Wat is er?” vroeg mijn man. Ik legde uit wat ik net gezien had. Hij schudde zijn hoofd. “Gruwelijk. Maar Femmert, waarom kijk je dit dan ook? Waarom kwel je jezelf met dit soort programma’s?”
Hou op, echt
Mijn man, die houdt van science fiction en absurde fantasy-series, kan er niet bij dat ik alleen maar dramatische realistische series, documentaires en podcasts kijk en luister. Zo probeerde ik hem twee jaar geleden te vertellen over Patrick uit Over Mijn Lijk, een serie waarin jonge mensen gevolgd worden die ongeneeslijk ziek zijn. Patrick was een jonge man van 32 met een vrouw en een jong zoontje. Hij bleek een zeldzame vorm van darmkanker te hebben en daardoor had hij nog maar kort te leven. In een van de eerste afleveringen zag je dat zijn vrienden en hij samen zijn doodskist maakten. Later in het seizoen liet Patrick zich dopen en volgden we hem terwijl hij een herinneringskist voor zijn zoontje samenstelde. Het meest bijgebleven is me het moment dat Patrick (duidelijk heel ziek) vertelt dat het zo slecht gaat dat hij niet langer meer wil. Net voor de euthanasie hoor je Tim Hoffman afscheid nemen van Patrick. Terwijl beelden van de buitenkant van het huis van Patrick ziet, hoor je de twee mannen fluisteren. Afscheid nemen. Tim zegt nog iets in de trant van: “Je hebt het goed gedaan man” en Patrick zegt: “Ik ben er wel klaar voor.” Niet Te Doen. Die vrouw. Dat zoontje. Zonder zijn vader. Dat kan toch niet? Toen ik dit verhaal met mijn man wilde delen, riep hij halverwege: “Femmert, nee, stop, ik wil dit niet horen, echt niet. Wat een verschrikkelijkheid. Hou op, echt. Waarom kijk jij dit?”
Ik weet tegenwoordig dus wel beter. Van mij hoort hij niks meer over de dingen die ik zie. Terwijl mijn fascinatie voor dit soort tv de laatste jaren alleen maar is toegenomen. Ik kijk documentaireseries over de kinderen die jarenlang door hun vader vastgehouden werden in Ruinerwold (De kinderen van Ruinerwold), over de gekidnapte Natascha Kamphusch (Natascha Kamphusch, a lifetime in prison), over de ouders van de kinderen die in een elektrische bakfiets werden overreden door een trein (Vijf jaar na de Stint), over de jonge vrouw die anorexia heeft en in Nederland uitbehandeld is (Emma wil leven) of over euthanasie bij psychisch lijden (Een goede dood). Ik kijk The Lucy Blackman Case, waarin de Britse twintiger Lucy vertrekt voor een spannend jaar in Japan en al na drie weken vermist raakt. Ik kijk Take Care of Maya waarin je de strijd van twee wanhopige ouders volgt die beschuldigd worden van kindermishandeling, als hun dochter een heel vreemde ziekte blijkt te hebben. Zoals je merkt kan ik talloze titels opnoemen. We hebben slechts het topje van de ijsberg aangeraakt.
Euthanasie? Biertje erbij
De docu’s van Jessica Villerius vind ik het meest indrukwekkend. Vooral de documentaire Hoofdzaken: Shocktherapie over shocktherapie bij extreem depressieve mensen, die geen baat hebben bij medicatie en therapie. Villerius volgt hierin Jessica (23) en Fleur (30) die Electro Convulsie Therapie krijgen. De camera registreert hoe de artsen met elektrische shocks door hun hoofd (gelukkig wel verdoofd) proberen om deze jonge vrouwen een depressievrij leven te geven. Dat klinkt heftig en dat is ook heftig, maar het greep me nog meer aan dat twee zulke jonge mooie meiden (niet het beeld dat je hebt van depressieve mensen) het leven zo zwaar vinden dat ze daadwerkelijk dood willen. Na jaren staat nog steeds op mijn netvlies hoe Fleur in haar hartstikke leuke appartementje met een schattig tuintje praat over de gitzwarte gedachten die ze heeft. Je ziet haar vader in beeld komen en betrekkelijk rustig over de situatie praten, terwijl je vermoedt dat hij van binnen kermt van pijn om zijn lijdende kind. Hoe kan het, dacht ik. Fleur was ex-hockey international, had rechten gestudeerd en een leuke baan gekregen en nu was het enige wat ze deed op de bank liggen en ketamine gebruiken om de zwaarte van haar hoofd iets minder te voelen. De hele docu lang hoop je dat de ECT gaat werken en heel even lijkt dat ook zo te zijn, maar dan toch komt er weer een terugval. Afgelopen februari las ik dat Fleur in het bijzijn van haar geliefden door euthanasie is gestorven. Het speelde dagenlang in mijn hoofd. Het is niet te begrijpen dat zoiets haar overkwam.
Omdat mijn man er niets meer over wil horen, grijp ik vaak naar de telefoon als ik iets soortgelijks als over de depressieve Fleur heb gezien. Dan moet ik dat even bespreken met vrienden of familie. Gedeelde smart is halve smart. Of zo. Terwijl het natuurlijk niet onze smart is, maar zo voelt het wel als je innig meeleeft met iemand die het zo zwaar heeft en die je heel hard alle goeds toewenst, maar die dan toch weer teruggetrokken wordt in dat hol van ellende.
Diep vanbinnen ervaar ik een schuldgevoel over het feit dat ik deze programma’s kijk. En vooral dat het er zo VEEL zijn. Ik ken meer mensen die Over mijn lijk kijken, maar die zijn dan vaak niet óók nog verwikkeld in al die andere dramatische en verdrietige series die ik binge (om maar helemaal te zwijgen van mijn dramapodcastverslaving). Mijn schuldgevoel heeft te maken met het feit dat ik me afvraag of ik het lijden van andere mensen als entertainment zie. Zo van: biertje erbij, stukje kaas en hup de tv aan. “Wat errug he?” “Ja, zo errug!” En dan lekker comfortabel onder je dekentje op de bank naar stervende mensen kijken als was het Rons Honeymoon Quiz.
Survival of the saddest
Ik ga te rade bij mediapsycholoog Mischa Coster. Hij legt uit dat elk mens geprogrammeerd is om op zoek te gaan naar emoties. “Emoties geven ons het gevoel dat we leven. En bij negatieve emoties is dat sterker dan bij positieve gevoelens, want evolutionair gezien hadden we daar meer baat bij. Het maakt ons alert.” Daarnaast heeft de aantrekkingskracht van dramatische tv te maken met schaarsheid. Mischa: “Mensen worden aangetrokken door dingen waar weinig van is. Als je het hebt over een programma als Over mijn lijk… Hoe vaak krijg je een inkijkje in hoe het is om binnen een paar maanden te overlijden?”
Ik biecht Mischa op dat ik het, ja het klinkt vreselijk, iets geruststellends vind hebben om naar mensen te kijken wiens chaos en ellende groter is dan die van mij. Ik kan mezelf soms ont-zet-tend zielig vinden met mijn depressieve aard en zorgintensieve kind. Dan voel ik me dat liedje van Brigitte Kaandorps liedje Ik heb een heeeel zwaaar leven. Maar als ik de drama’s uit docuseries zie, denk ik: joh, wat zeur je, kijk naar de ellende van die mensen. Je hebt een prachtig leven. Mischa beaamt dat ook dit een motivatie is om naar al het leed op tv te kijken. “Er is geen verheven reden waarom we dramatische tv kijken: het komt allemaal neer op het ‘ik’. Mensen vergelijken zich met anderen om zich beter te voelen: we noemen dit sociale vergelijking. Ook kijken we om op onszelf te kunnen reflecteren. Als je een ander tijdens een programma of een documentaire de grootste narigheid ziet meemaken, denk je vaak automatisch: wat zou ik doen? Daarom worden dit soort programma’s ook vaak met z’n tweeën gekeken. Zodat je daarna kunt praten over hoe jouw aanpak en die van de ander in een soortgelijke situatie zou zijn. Dit is eveneens evolutionair te verklaren. Het is pure overlevingsdrang.”
Er is inderdaad (helaas!) geen groter doel dan ‘ik’ in mijn kijkgedrag. Ik wil al die vreselijke dingen zien en horen om het van me weg te houden. Om te zorgen dat zoiets mij nooit overkomt. Een soort magisch denken. Ja, lach me maar uit, maar diep vanbinnen voelt dit zo. En tuurlijk, ik weet heel goed dat al het nare wat anderen overkomt, mij ook kan overkomen. Ik kan net zo goed kanker krijgen, aangevallen worden, mijn kind kan ontvoerd en vermoord worden, mijn man kan verongelukken. Maar door al die docu’s en series heb ik het idee dat ik me voorbereid op het allerergste. Als ik Over mijn lijk kijk dan zie ik hoe mensen ermee omgaan dat ze nog maar kort te leven hebben, ik zie hoe hun omgeving ze benadert, hoe het leven ook ‘gewoon’ doorgaat en ze nog leuke dingen kunnen doen. Ik snap daar werkelijk he-le-maal niks van, want ik denk dat ik na mijn ongeneeslijke kankerdiagnose op de grond zou gaan liggen jammeren. Maar kennelijk werkt dat niet zo en de mensen uit zo’n programma leren me dat. Ik denk werkelijk dat als ik in een soortgelijke situatie terecht zou komen, ik nu beter weet hoe het ‘moet’ en dat voelt geruststellend.
Blijft de vraag overeind waarom ik, veel meer dan anderen, me zo begraaf in dit soort programma’s. “Tsja, daar kan ik niet zoveel over zeggen,” zegt Mischa, “Ik houd me niet bezig met het individu, maar met groepsgedag. Het heeft waarschijnlijk met je persoonlijkheid te maken. Misschien komen negatieve prikkels extra hard bij jou binnen… Ben je pessimistischer ingesteld.” Oef, daar zegt hij iets waars. Ik sla in het hele leven meer aan op slecht nieuws dan op goed nieuws, detecteer in gesprekken met mensen waar de moeite en de pijn zit, ben uitermate goed in crises en vind het snel saai als alles op rolletjes loopt. Ik voel de schaamte alweer omhoog kruipen, maar fuck it… Ik ben er te oud voor. Ik ben wie ik ben. Mijn naam is Femke en drama is my middle name.

Femke is verslaafd aan jank-tv
TV aan, dekentje, biertje, blokje kaas – en dan lekker genieten van andermans misère. Voor Femke kan een docu niet zielig genoeg zijn. Telkens als ze zit te snikken op de bank vraagt haar man: “Waarom kijk je dit dan ook?” Een zelfonderzoek.
Afgelopen juli werd ik op social media achtervolgd door een korte video waarin een vrouw (Lidwina) vertelt over haar overleden broer Tallander (22). Hij zat in de MH17 en vlak voordat hij de lucht inging, stuurde hij haar een appje waarin hij zei dat hij niet zo zeker van de vlucht was. “Als dit vliegtuig neerstort, wil ik Fly On van Coldplay op mijn begrafenis.”
De video bleek een fragment uit de documentaireserie De Echo van MH17, waarin nabestaanden van de noodlottige vliegtuigramp na tien jaar vertellen hoe het ze vergaan is. Hoe ze terugkijken op die dag, op het moment dat ze hoorden dat hun kind, broer, moeder uit de lucht was geschoten, hoe ze verder gingen, verder moesten, na zo’n verschrikkelijke gebeurtenis. Ik heb de hele serie in een ruk gekeken. Met een constante brok in mijn keel. Het meest gegrepen was ik door de broer en zus van Tallander. Tally, zoals ze hem liefkozend noemden. Hun verdriet was zo voelbaar, het gemis zo groot, je zag ze vechten tegen de tranen terwijl ze hun verhaal deden. Over het fijne gezin waar ze uit kwamen. Over de reis die Tallander zou maken. Over zijn sportieve aard. Zijn onaffe leven. Ondragelijk om zoiets mee te maken, lijkt mij. Ik vond het al niet te doen om er alleen maar naar te kijken. Met betraande wangen zat ik op de bank. “Wat is er?” vroeg mijn man. Ik legde uit wat ik net gezien had. Hij schudde zijn hoofd. “Gruwelijk. Maar Femmert, waarom kijk je dit dan ook? Waarom kwel je jezelf met dit soort programma’s?”
Hou op, echt
Mijn man, die houdt van science fiction en absurde fantasy-series, kan er niet bij dat ik alleen maar dramatische realistische series, documentaires en podcasts kijk en luister. Zo probeerde ik hem twee jaar geleden te vertellen over Patrick uit Over Mijn Lijk, een serie waarin jonge mensen gevolgd worden die ongeneeslijk ziek zijn. Patrick was een jonge man van 32 met een vrouw en een jong zoontje. Hij bleek een zeldzame vorm van darmkanker te hebben en daardoor had hij nog maar kort te leven. In een van de eerste afleveringen zag je dat zijn vrienden en hij samen zijn doodskist maakten. Later in het seizoen liet Patrick zich dopen en volgden we hem terwijl hij een herinneringskist voor zijn zoontje samenstelde. Het meest bijgebleven is me het moment dat Patrick (duidelijk heel ziek) vertelt dat het zo slecht gaat dat hij niet langer meer wil. Net voor de euthanasie hoor je Tim Hoffman afscheid nemen van Patrick. Terwijl beelden van de buitenkant van het huis van Patrick ziet, hoor je de twee mannen fluisteren. Afscheid nemen. Tim zegt nog iets in de trant van: “Je hebt het goed gedaan man” en Patrick zegt: “Ik ben er wel klaar voor.” Niet Te Doen. Die vrouw. Dat zoontje. Zonder zijn vader. Dat kan toch niet? Toen ik dit verhaal met mijn man wilde delen, riep hij halverwege: “Femmert, nee, stop, ik wil dit niet horen, echt niet. Wat een verschrikkelijkheid. Hou op, echt. Waarom kijk jij dit?”
Ik weet tegenwoordig dus wel beter. Van mij hoort hij niks meer over de dingen die ik zie. Terwijl mijn fascinatie voor dit soort tv de laatste jaren alleen maar is toegenomen. Ik kijk documentaireseries over de kinderen die jarenlang door hun vader vastgehouden werden in Ruinerwold (De kinderen van Ruinerwold), over de gekidnapte Natascha Kamphusch (Natascha Kamphusch, a lifetime in prison), over de ouders van de kinderen die in een elektrische bakfiets werden overreden door een trein (Vijf jaar na de Stint), over de jonge vrouw die anorexia heeft en in Nederland uitbehandeld is (Emma wil leven) of over euthanasie bij psychisch lijden (Een goede dood). Ik kijk The Lucy Blackman Case, waarin de Britse twintiger Lucy vertrekt voor een spannend jaar in Japan en al na drie weken vermist raakt. Ik kijk Take Care of Maya waarin je de strijd van twee wanhopige ouders volgt die beschuldigd worden van kindermishandeling, als hun dochter een heel vreemde ziekte blijkt te hebben. Zoals je merkt kan ik talloze titels opnoemen. We hebben slechts het topje van de ijsberg aangeraakt.
Euthanasie? Biertje erbij
De docu’s van Jessica Villerius vind ik het meest indrukwekkend. Vooral de documentaire Hoofdzaken: Shocktherapie over shocktherapie bij extreem depressieve mensen, die geen baat hebben bij medicatie en therapie. Villerius volgt hierin Jessica (23) en Fleur (30) die Electro Convulsie Therapie krijgen. De camera registreert hoe de artsen met elektrische shocks door hun hoofd (gelukkig wel verdoofd) proberen om deze jonge vrouwen een depressievrij leven te geven. Dat klinkt heftig en dat is ook heftig, maar het greep me nog meer aan dat twee zulke jonge mooie meiden (niet het beeld dat je hebt van depressieve mensen) het leven zo zwaar vinden dat ze daadwerkelijk dood willen. Na jaren staat nog steeds op mijn netvlies hoe Fleur in haar hartstikke leuke appartementje met een schattig tuintje praat over de gitzwarte gedachten die ze heeft. Je ziet haar vader in beeld komen en betrekkelijk rustig over de situatie praten, terwijl je vermoedt dat hij van binnen kermt van pijn om zijn lijdende kind. Hoe kan het, dacht ik. Fleur was ex-hockey international, had rechten gestudeerd en een leuke baan gekregen en nu was het enige wat ze deed op de bank liggen en ketamine gebruiken om de zwaarte van haar hoofd iets minder te voelen. De hele docu lang hoop je dat de ECT gaat werken en heel even lijkt dat ook zo te zijn, maar dan toch komt er weer een terugval. Afgelopen februari las ik dat Fleur in het bijzijn van haar geliefden door euthanasie is gestorven. Het speelde dagenlang in mijn hoofd. Het is niet te begrijpen dat zoiets haar overkwam.
Omdat mijn man er niets meer over wil horen, grijp ik vaak naar de telefoon als ik iets soortgelijks als over de depressieve Fleur heb gezien. Dan moet ik dat even bespreken met vrienden of familie. Gedeelde smart is halve smart. Of zo. Terwijl het natuurlijk niet onze smart is, maar zo voelt het wel als je innig meeleeft met iemand die het zo zwaar heeft en die je heel hard alle goeds toewenst, maar die dan toch weer teruggetrokken wordt in dat hol van ellende.
Diep vanbinnen ervaar ik een schuldgevoel over het feit dat ik deze programma’s kijk. En vooral dat het er zo VEEL zijn. Ik ken meer mensen die Over mijn lijk kijken, maar die zijn dan vaak niet óók nog verwikkeld in al die andere dramatische en verdrietige series die ik binge (om maar helemaal te zwijgen van mijn dramapodcastverslaving). Mijn schuldgevoel heeft te maken met het feit dat ik me afvraag of ik het lijden van andere mensen als entertainment zie. Zo van: biertje erbij, stukje kaas en hup de tv aan. “Wat errug he?” “Ja, zo errug!” En dan lekker comfortabel onder je dekentje op de bank naar stervende mensen kijken als was het Rons Honeymoon Quiz.
Survival of the saddest
Ik ga te rade bij mediapsycholoog Mischa Coster. Hij legt uit dat elk mens geprogrammeerd is om op zoek te gaan naar emoties. “Emoties geven ons het gevoel dat we leven. En bij negatieve emoties is dat sterker dan bij positieve gevoelens, want evolutionair gezien hadden we daar meer baat bij. Het maakt ons alert.” Daarnaast heeft de aantrekkingskracht van dramatische tv te maken met schaarsheid. Mischa: “Mensen worden aangetrokken door dingen waar weinig van is. Als je het hebt over een programma als Over mijn lijk… Hoe vaak krijg je een inkijkje in hoe het is om binnen een paar maanden te overlijden?”
Ik biecht Mischa op dat ik het, ja het klinkt vreselijk, iets geruststellends vind hebben om naar mensen te kijken wiens chaos en ellende groter is dan die van mij. Ik kan mezelf soms ont-zet-tend zielig vinden met mijn depressieve aard en zorgintensieve kind. Dan voel ik me dat liedje van Brigitte Kaandorps liedje Ik heb een heeeel zwaaar leven. Maar als ik de drama’s uit docuseries zie, denk ik: joh, wat zeur je, kijk naar de ellende van die mensen. Je hebt een prachtig leven. Mischa beaamt dat ook dit een motivatie is om naar al het leed op tv te kijken. “Er is geen verheven reden waarom we dramatische tv kijken: het komt allemaal neer op het ‘ik’. Mensen vergelijken zich met anderen om zich beter te voelen: we noemen dit sociale vergelijking. Ook kijken we om op onszelf te kunnen reflecteren. Als je een ander tijdens een programma of een documentaire de grootste narigheid ziet meemaken, denk je vaak automatisch: wat zou ik doen? Daarom worden dit soort programma’s ook vaak met z’n tweeën gekeken. Zodat je daarna kunt praten over hoe jouw aanpak en die van de ander in een soortgelijke situatie zou zijn. Dit is eveneens evolutionair te verklaren. Het is pure overlevingsdrang.”
Er is inderdaad (helaas!) geen groter doel dan ‘ik’ in mijn kijkgedrag. Ik wil al die vreselijke dingen zien en horen om het van me weg te houden. Om te zorgen dat zoiets mij nooit overkomt. Een soort magisch denken. Ja, lach me maar uit, maar diep vanbinnen voelt dit zo. En tuurlijk, ik weet heel goed dat al het nare wat anderen overkomt, mij ook kan overkomen. Ik kan net zo goed kanker krijgen, aangevallen worden, mijn kind kan ontvoerd en vermoord worden, mijn man kan verongelukken. Maar door al die docu’s en series heb ik het idee dat ik me voorbereid op het allerergste. Als ik Over mijn lijk kijk dan zie ik hoe mensen ermee omgaan dat ze nog maar kort te leven hebben, ik zie hoe hun omgeving ze benadert, hoe het leven ook ‘gewoon’ doorgaat en ze nog leuke dingen kunnen doen. Ik snap daar werkelijk he-le-maal niks van, want ik denk dat ik na mijn ongeneeslijke kankerdiagnose op de grond zou gaan liggen jammeren. Maar kennelijk werkt dat niet zo en de mensen uit zo’n programma leren me dat. Ik denk werkelijk dat als ik in een soortgelijke situatie terecht zou komen, ik nu beter weet hoe het ‘moet’ en dat voelt geruststellend.
Blijft de vraag overeind waarom ik, veel meer dan anderen, me zo begraaf in dit soort programma’s. “Tsja, daar kan ik niet zoveel over zeggen,” zegt Mischa, “Ik houd me niet bezig met het individu, maar met groepsgedag. Het heeft waarschijnlijk met je persoonlijkheid te maken. Misschien komen negatieve prikkels extra hard bij jou binnen… Ben je pessimistischer ingesteld.” Oef, daar zegt hij iets waars. Ik sla in het hele leven meer aan op slecht nieuws dan op goed nieuws, detecteer in gesprekken met mensen waar de moeite en de pijn zit, ben uitermate goed in crises en vind het snel saai als alles op rolletjes loopt. Ik voel de schaamte alweer omhoog kruipen, maar fuck it… Ik ben er te oud voor. Ik ben wie ik ben. Mijn naam is Femke en drama is my middle name.



