Als Femke haar vriendin Els verliest aan kanker, heeft ze geen zin om huilend en jammerend door het leven te gaan. In eerste instantie doet ze dat ook niet. Heel knap, vindt ze zelf. Ze neemt het goede van Els mee en laat het verdriet achter zich. Totdat de rouw explodeert in haar gezicht.
Lees hier deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5 en deel 6 van de serie ‘Els is dood’.
Heel even dacht ik dat het intense verdriet dat ik voelde niet helemaal van mij was, maar van mijn hormonen. Ik was de week voor en na mijn ongesteldheid extreem emotioneel en daarna werd het minder. Ik ging alweer juichend door straten, appte Jan en alleman: ‘het had ook te maken met mijn ongesteldheid’ en viel de volgende dag gewoon weer hartstikke terug in het gat. Elke avond ga ik om acht uur naar boven om onder de dekens te kruipen en als mijn man vraagt ‘zal ik bij je komen liggen?’, zeg ik: ‘nee, laat me maar’ en kom ik vervolgens om tien uur huilend weer naar beneden en kruip tegen hem aan.
We zijn niet meer gewend aan vervelende dingen die lang duren, dus meerdere mensen hebben al tegen me gezegd dat ik misschien professionele hulp moet zoeken. Terwijl, hallo, zolang is Els nog niet dood. Laten we nu niet doen alsof ik al een jaar doorlopend huil. Mag ik even?
En toch en toch en toch… Misschien als ik naar háár therapeut ga. Dan hoef ik niet zoveel uit te leggen. Ik weet wel dat die vrouw niks met me kan delen over wat Els haar vertelde, maar de grootsheid van Els, het unieke legendarische, dat kan ze bevatten. Dus ik stuur een e-mail. Ik krijg een lieve reactie terug. Ze is druk, maar ik mag haar bellen en dan maken we een afspraak. Ik voel reserve. Ga ik nu niet toch een beetje te snel bij een zielenknijper liggen? Het gaat best. Het gaat wel. De extreme vermoeidheid en het avondlijke huilen terzijde. Ik functioneer nog redelijk, ik lach ook nog wel eens, het kost me gewoon wat meer moeite. Misschien moet ik nog even afwachten. Niet meteen extern naar hulp gaan graaien.
Ik kies voor de middenweg. Toch maar weer eens het gezelschap van een vriendin zoeken. Niet dat ik echt sta te juichen om mensen van buiten toe te laten binnen mijn verdrietcirkel, maar ik voel dat het niet verkeerd is. E. en ik spreken af om een rondje door de polder te lopen en ik vertel haar, vast en zeker, op rommelige wijze wat ik voel en denk en hoe verdrietig ik ben. Dat ik niet weet hoe dit over moet gaan. Dat ik wil weten waar het einde ligt. En dat het ook geen zin heeft om er te veel over te praten, want dood is dood en wat heb je eraan? E., die een paar jaar geleden haar vader verloor, zegt: “En toch heb ik gemerkt dat het wél werkt, erover praten. Als je het vaak vertelt, wordt het een verhaal en gaat die intense lading er een beetje vanaf.”
Ik denk dat ze een goed punt maakt.
Ik hoop het.