Ella neemt voorgoed afscheid van haar lieve vader. Verslag van een dag met een samengeknepen keel.
Het is acht uur ’s morgens en ik probeer mezelf toonbaar te maken voor de begrafenis van mijn vader, later die dag, aan de andere kant van het land. Ik heb een zwart truitje met een wit kraagje uitgekozen, dat aan de achterkant met een lusje om een knoopje sluit. Na minutenlang tevergeefs worstelen daalt een intens gevoel van eenzaamheid in. Geen lieve vader meer. Geen partner om een knoopje dicht te maken. En straks op de uitvaart alleen tussen de getrouwde familieleden. Het is wat het is. Na een laatste verhitte poging geeft het lusje eindelijk toe.
Ik rij over de A1 die ik de afgelopen jaren honderden keren van west naar oost en weer terug heb gereden. Soms vrolijk, vaker met toenemende zorgen over wat ik zou aantreffen. En ik voel een kalmte die helemaal niet hoort bij deze dag. Die kalmte blijft, ook later in het uitvaartcentrum. Familie van ver moet worden opgevangen, er moeten nog documenten worden getekend. Ik blijf ademen en denk aan mijn deftige oma en keurige moeder, die geen moeite met emoties hadden, maar die wel bij voorkeur binnenskamers hielden ‘om anderen niet te ontrieven’.
Ik zie dezelfde stiff upperlip bij mijn broers. Mijn vader was een sterke, vriendelijke, waardige man, zo willen we afscheid van hem nemen, met enig gevoel voor decorum. Ook al hebben we dat nooit zo uitgesproken, het zit gewoon in ons DNA. Bij het sluiten van de kist blijkt de deksel iets te groot, waardoor niet alle schroeven erin kunnen. De arme uitvaartverzorgster kan wel door de grond gaan, we proberen niet in lachen uit te barsten. Uitgerekend bij mijn vader, de man van ‘meten is weten’. Mijn bouwkundige broer merkt op dat de familie die een iets te kleine deksel heeft gekregen een groter probleem heeft. We kijken elkaar aan, de show must go on. Dus schroeven we vast wat er vast kan. ‘Dicht is dicht,’ hoor ik mijn vader in gedachten zeggen.
Op weg naar de begraafplaats zit ik in de rouwauto, zoals ik tijdens vakanties duizend keer naast mijn vader heb gezeten. Nu rijdt hij niet, maar ligt hij achter me. Het carillon speelt als we langs het stadhuis rijden. Ik open het raam. Mijn vader hield van carillons. Bij de begraafplaats zie ik een van mijn beste vriendinnen staan en schiet bijna vol. Nu niet. Nog niet.
We nemen afscheid met een dienst die qua protestant en God niet zou hebben misstaan bij de Oranjes. De kerk en ik hebben lang geleden al afscheid van elkaar genomen, maar ik ken alle riten nog en besef hoe kaal het afscheid zou zijn geweest zonder de bijbehorende rituelen. Mijn broers spreken, het moet stormen in hun hoofd, maar ze blijven kalm. Ergens op hun wolk knikken een Aletta, een Wilhelmina en een Maria Magdalena goedkeurend.
De begraafplaats is zoals een begraafplaats moet zijn: oud, groen, mos, grind. We dragen de kist naar het graf en ik word overvallen door het luiden van een klok met Waalsdorpervlakte-volume. Het is schitterend, maar aangrijpend hoe mijn vader hier wordt uitgeluid. Ik weet dat als ik nu ga huilen, ik niet meer zal kunnen ophouden. Doorademen, doorgaan. Mijn lieve schoonzussen lopen naast me, mijn broers en neven dragen de kist.
Mijn vader wordt bijgezet in het graf van mijn moeder, die we al 26 jaar moeten missen. We leggen allemaal een witte roos op het vermaledijde deksel voor de kist wegzakt. In stilte lopen we als laatsten terug naar de koffieruimte, waar familie, vrienden en kennissen al worden gelaafd. Er wordt druk gepraat, het is ontlading na spanning. Ik schuif aan bij mijn vier dierbaarste vriendinnen die eindeloos veel moeite hebben gedaan om erbij te zijn. Ik ben zo ontzettend blij ze te zien en besef dat ik niet echt alleen ben. Het is warm, druk en best gezellig, zoals wel vaker na een begrafenis. Ik druk ontelbare handen en bedank heel veel lieve mensen, met het gevoel veertig graden koorts te hebben.
Bij mijn broer thuis praten we nog even in klein comité na. Iedereen is doodmoe, maar blij met het mooie afscheid. Na een week in een vacuüm van onwezenlijk geregel te hebben gezeten gaat het ventiel los. We nemen afscheid, een broer rijdt naar het noorden, ik draai de A1 weer op. Krap twee uur later ben ik thuis, kijk wat verdwaasd naar laatste spullen van mijn vader die ik heb meegenomen en trek de gordijnen dicht. Het knoopje gaat in één keer los. En dan komen ook de tranen.
Lees ook O jee, hoe moet dat als ik doodga?