Daar gaat je kind, het huis uit: “Ik vond mezelf heel zielig”

-

Je neemt afscheid van je jeugd, huwelijk, strakke lijf, foute mannen, liefste tante en hond Piet. En alsof dat niet genoeg is, gaat ook nog je kind het huis uit. “Het eerste wat ik deed was mezelf heel zielig vinden. En sigaretten kopen.”

Toen de twee oudste zoons van Beau van Erven Dorens op de fiets stapten op weg naar hun eindexamen, twitterde vader Beau dat hij ze zo graag nog even in zijn armen had willen nemen. Net als vroeger. Vriendin Lisa beloonde het bericht met een drama-emoticon. Haar jongens van tien en dertien doen op een dag ook eindexamen, schreef ze. En trekken daarna ongetwijfeld de wijde wereld in. Tranen-emoticon met uitroepteken.

Zelf zag ik het niet aankomen. Ik beschouwde mijn zoon als een thuisblijftype. Zo’n jongen die ik op zijn dertigste verjaardag zou moeten vertellen dat het nu weleens tijd werd tenzij we wilden eindigen als Carla van Putten en zoon Frank, de creatie van Kees van Kooten en Wim de Bie.

Ik had drie redenen voor mijn thuisblijftype-veronderstelling. Ten eerste hadden zoon en ik nooit ruzie. Ten tweede is hij lui. Ten derde wonen we in Amsterdam en dat is een gave stad die niemand wil verlaten en waar een studentenkamer onvindbaar slash onbetaalbaar is.

Mijn kind was achttien toen hij achteloos opmerkte: “Ik heb helemaal niks met Amsterdam.” En: “Ik ben met papa naar de Vrije Hoge School in Zeist gegaan en ik heb me ingeschreven.”

Ineens ging mijn zoon uit huis

Ik beschouwde het als een abstracte mededeling – hij stond immers ook ingeschreven bij de Hogeschool van Amsterdam. In augustus hakte hij een knoop door en wilde ineens kijken bij een voormalige zusterflat in Driebergen. Daar zouden meer studenten van de Vrije Hogeschool gaan wonen en dat wilde hij ook wel. Het gebeurde uiteraard op het laatste moment, in die flat was allang geen kamer meer over. Op weg ernaartoe bereidde ik hem dan ook voor op een teleurstelling. Gelukkig is Amsterdam-Zeist goed te doen met de trein, voegde ik er troostend aan toe. Maar Driebergen is geen Utrecht en al helemaal geen Amsterdam. Toen we bij de flat aankwamen, wachtte de conciërge ons op met een huurcontract en een bos sleutels.  Mijn zoon mocht kiezen tussen vier kamers van drie bij drie. Nummer 302, 306, 307 en 311. Een vieze keuken, twee glibberige douches en drie stinkwc’s op de gang. Kamer 311 was het minst vies en had een van pallets gebouwd bankje op het balkon. Een goede plek om te hangen, vond mijn zoon. Om te blowen, dacht ik. De conciërge vroeg of hij daar even wilde tekenen. Gefeliciteerd, hier is je sleutel. Je mag er meteen in.

‘Mijn leven kan beginnen’

We bespraken de indeling. Daar een bed, daar het bureautje. Meer paste er niet in. Hij zou de gordijnen uit mijn slaapkamer krijgen, want ik wilde toch nieuwe. Hij wees de plek aan waar hij zijn Gorrillaz-poster zou hangen. Ik zei dat hij ongetwijfeld in de wasbak zou gaan pissen. Hij ontkende dat, want ik had hem keurig opgevoed. Ik vertelde dat ik wel in de wasbak piste in mijn eerste op-kamers-kamertje. En daar veel had gesekst met mijn eerste vriendje. Mijn zoon zei dat hij dat niet wilde weten. Ik vertelde dat het gebouw een voormalige zusterflat was. En dat ik op zijn leeftijd een werkopleiding voor verpleegkundigen had gevolgd. Heel hard werken, billen wassen en mensen zien doodgaan. Maar wel mijn eigen geld en weg bij die ouders. Halleluja! Mijn leven kon beginnen!

Mijn leven was inmiddels klaar. Ik was 52, liet mijn grijze haren uitgroeien, kon niets meer zien zonder bril, had bijna nooit meer seks en nou ging mijn enige zoon ook nog het huis uit.

Tranen met tuiten

We doolden nog wat door het verlaten gebouw en bekeken de naambordjes van zijn toekomstige huisgenoten. Toen zette ik mijn zoon op de trein en reed ik naar mijn werk. Een bevroren glimlach op mijn gezicht. Denkend: soort van fijn toch? Nu ben ik ook vrij. Nu hoef ik me niet meer te ergeren aan dat eindeloze gamen. Nu hoef ik nooit meer zijn kamer binnen te stormen om te roepen: “Dit is geen leven!” Ik hoefde niet meer te koken. Niet meer op tijd thuis te zijn. Niet meer nodig te zijn. Ik kwam aan op het werk, zag een vriendelijke collega en barstte in snikken uit.

Geboorte zoon

Mijn zoon werd 10 december 1999 geboren, ’s avonds om vijf minuten over zeven. Daar waren vijf krankzinnige dagen aan voorafgegaan.  Ten eerste ging mijn vader bijna dood. Hij kreeg een aneurysma en vocht na een spoedoperatie voor zijn leven op de intensive care. Na twee nachten waken bij zijn bed en een onherstelbare ruzie met mijn man, braken mijn vliezen – tien dagen vroeger dan bedoeld. Ik begon dus best uitgeput aan een bevalling die drie dagen zou duren.

Hoewel we indertijd middenin een bos woonden en onze slaapkamer niet groter was dan een bedstee, had ik bedacht dat ik thuis zou bevallen. Inclusief geurkaarsjes en stemmige achtergrondmuziek. Na twee dagen weeën zonder een centimeter ontsluiting, moest ik me melden in het ziekenhuis waar ook mijn vader lag.

In de maanden dat mijn zoon van twee cellen uitgroeide tot een menselijk wezen van acht pond, had ik geen enkel moederlijk gevoel. Ik noemde hem de alien. Een buitenaards wezen van 28 kilo dat mijn lichaam in bezit nam en mijn hersencapaciteit aantastte. Die hele zwangerschap getuigde sowieso van grote onbezonnenheid. Ik kende mijn man pas een jaar. We trouwden in dwaze verliefdheid. Op de bruiloft had ik al mijn twijfels. Ik raakte de eerste maand zonder pil al zwanger. Waar was ik in hemelsnaam aan begonnen.

‘Niet mijn alien’

Toch schrok ik toen de verloskundige na drie hysterische dagen en twee uur persen meedeelde dat mijn baby het benauwd had. Ik wilde niet dat hem/haar/het iets overkwam. Niet mijn alien, dacht ik. Ik zat gevangen in een cocon van pijn. Een doodstille plek waarvandaan ik alles zag en hoorde. Mijn zus hield mijn linkerhand vast en vertelde me wat ik moest doen. Ik volgde haar stem. Rechts zat de man, hulpeloos. Tussen mijn gespreide benen een verpleegkundige met een naargeestig aura en een verloskundige die ik nog kende uit mijn verpleegsterjaren. Ik zag hoe ze elkaar blikken toewierpen. Ik zag de verpleegkundige tang en vacuümpomp klaarleggen, ik hoorde haar zeggen dat ik nu echt beter mijn best moest gaan doen anders kon ik niet met de baby naar mijn zieke vader. Kutwijf, dacht ik. Chanteer me niet, bitch. De woede werkte wel. Tien minuten later perste ik mijn zoon zonder hulpstukken de wereld in.

Het moedergevoel was er in een split second. Rechtstreeks uit de hel een tsunami van liefde. Hij lag op mijn buik en ik herkende hem meteen. De verloskundige wilde hem controleren. Dat hoeft niet, zei ik, ik voel dat hij gezond is. Ze stak haar handen naar hem uit, ik weigerde mijn kind te geven. Mijn zus moest bemiddelen. Ze beloofde dat alleen de verloskundige, en niet de naargeestige verpleegkundige, hem zou aanraken.

Moedergevoel

Die nacht was ik alleen met mijn kind. Onhandig manoeuvrerend – ik had een oorlogswond van knie tot knie – kleedde ik hem uit en besnuffelde hem als een dier. Deze geweldige jongen was mijn zoon. Hij hoorde bij mij, maar hij was helemaal van zichzelf. Ik zou er altijd voor hem zijn. Voor hem zorgen. Hem beschermen. Wie hem kwaad wilde doen, zou ik de strot doorbijten.

De eerste maanden hield hij me 24 uur per dag bezig. Ik kon alleen maar zogen, verschonen en uitgeput luisteren naar zijn gehuil. Toen ik weer aan het werk moest, voelde dat als een opluchting. Na een paar uur wilde ik alweer naar huis. Mijn borsten stonden op springen, de melk sijpelde door de nursing pads, ik miste mijn kind.

Mijn huwelijk brak een jaar later. Ik deed voortaan alles alleen. Het voeren, troosten, voorlezen en pleisters plakken. Het knuffelen en spelletjes doen. Ik maakte hem zindelijk en leerde hem dankjewel zeggen, fietsen, uitkijken, grappen maken, grenzen trekken, het huishouden en voor de hond zorgen. Ik organiseerde piratenfeestjes, griezelfeestjes, slaapfeestjes en een subliem uitgevoerd Harry Potterfeest. Ik moest hem brengen, halen, vertellen wat hij wel en niet mocht, helpen met huiswerk, op hem wachten met thee en koekjes. De laatste jaren moest ik dagelijks schreeuwen dat Assasins Creed, Destiny, Overwatch of Rainbow Six Siege niets met de werkelijkheid te maken hebben. Ik probeerde zo eerlijk mogelijk te zijn en soms moest ik liegen. Oma gaat nooit dood. Papa is geweldig. Die vreemde meneer was hier om mijn slaapkamerraam te repareren. Nee schatje, mama huilt niet. Mama is niet ongelukkig. Die sigaretten zijn helemaal niet van mij.

Ineens is het voorbij

En dat is op een doodgewone, doordeweekse dag ineens allemaal voorbij. Hij vertrekt naar zijn studentenkamer met medeneming van mijn slaapkamergordijnen, de pannen die het niet meer deden op de nieuwe inductieplaat, het oude bestek, de borden en zijn Gorillaz-poster.

Het leven van de gescheiden moeder heeft één groot voordeel, vond ik altijd. Om de week een weekend voor jezelf. Twee dagen om te paffen, zuipen en lellebellen. Maar toen mijn zoon vertrok, zag ik hem minder dan ouders die nog bij elkaar zijn. Hij heeft namelijk twee plekken waar mensen van hem houden, eten geven en zijn was doen. Ik had ineens wel erg veel dagen om te zuipen, roken en lellebellen. Omdat ik inmiddels te oud was voor alles tegelijk, kocht ik na zijn vertrek alleen sigaretten. Puur uit zelfmedelijden.

Mijn zoon was supergelukkig op zijn kamertje in Driebergen. Hij maakte nieuwe vrienden, vierde feest en bracht de meiden het hoofd op hol. Zijn gamecomputer stond stof te vangen, hij praatte liever tot diep in de nacht over de zin van het leven. Hij blowde op zijn balkonnetje en piste natuurlijk toch in de wasbak. Hij werd een keer verliefd, een keer gedumpt en ineens volwassen.

‘Uiteindelijk is hij van zichzelf’

Moedertje zielenpoot had meer tijd nodig om te wennen aan de nieuwe realiteit. Als ik thuiskwam uit mijn werk, was het huis leeg en koud. Met mijn jas nog aan, bakte ik een eitje voor op een boterham en at ik vreugdeloos voor de tv. Daarna ging ik roken op het balkon. Ik mocht twee troostsigaretten per dag van mezelf. Dat werden er natuurlijk drie, vier, vijf, tien. De oude verslaving sloeg absurd snel weer toe. Dat besefte ik toen mijn zoon belde dat hij een dag eerder naar huis zou komen. En mijn eerste gedachte was: kut, dan kan ik niet roken. Een goed moment om mezelf een schop te geven. Ik drukte mijn laatste sigaret uit en stopte ook maar meteen met mijn zelfmedelijden.

Ik ben inmiddels gewend aan mijn leven alleen. Steeds vaker blij dat ik mijn eigen plan kan trekken. Ik stofte oude plannen af en verzon nieuwe. Ik nam ontslag. Als mijn zoon belt of langskomt, geniet ik van zijn verhalen. Deze geweldige jongen blijft voor altijd mijn zoon. Maar hij is niet van mij. Hij is helemaal van zichzelf.

Tekst: Marietta Nollen

NIEUW: SAAR CURSUSSEN Hey! Wist je dat we nu ook cursussen hebben? Niet van die niemendalletjes gemaakt door jonge meiden, maar stevige en slimme online trainingen gemaakt door en voor 50+ vrouwen. Kijk hier voor ons nieuwe cursusaanbod.

NU MET 15% INTRODUCTIEKORTING (gebruik bij het afrekenen de code: introductiekorting)

gifgif
Redactie
Redactie
De redactie van Saar bestaat uit een heel professioneel en toch gezellige groep van vrouwen rond de 50 & 60, plus een paar superleuke meiden van rond de 30 die wel alles weten van de nieuwste trends, techniek & social (en trouwens zo langzamerhand ook (bijna) alles van 50+ zijn).

RECENTE ARTIKELEN