
Columniste Yvanka gedraagt zich zó aso (volgens haar dochter)
Soms kun je echt helemaal niks goed doen volgens je puber. Als je het in je hoofd haalt om ook maar iets irritants te doen, zouden ze het liefst zien dat je zo snel mogelijk op je knieën gaat en om vergiffenis vraagt. Yvanka’s dochter ergert zich mateloos, en die mening steekt ze niet onder stoelen of banken.
“Als ik jou niet zou kennen, zou ik jou echt súperirritant vinden.” Dochter zegt het zo achteloos dat het even duurt voor het tot me doordringt dat het niet om een compliment gaat. “Hoezo?” vraag ik verbaasd. Ze haalt haar schouders op. “Gewoon alles. Hoe je bent.” Terwijl ik de boodschappentassen in de kofferbak prop, probeer ik terug te halen welke tenenkrommende actie ik over het hoofd heb gezien. “Bijvoorbeeld,” somt ze op. “Net bij de kassa. Waarom zit jij op je telefoon te scrollen terwijl je moet pinnen? Dat is toch ziek gênant?” Ik probeer me mijn gedrag bij de kassa te herinneren. Oh ja, er stond niets op m’n rekening. Het scheelde niets of we hadden de bekende pieptoon gekregen maar door mijn razendsnelle overboekactie heb ik ons deze vernedering bespaard. “Íédereen moest op jou wachten,” gaat ze verder. “Iedereen. Dat is zó typisch jij.” “Maar er stond helemaal niemand achter ons!” sputter ik tegen. “En die juffrouw van de kassa zei dat ze het prima…”.“Dat ook. Dat woord, ‘juffrouw van de kassa’. Dat zeg je toch niet? Vind jij soms dat zij minder is dan jij omdat ze achter de kassa zit?”.“Eh nee,” stotter ik. “Natuurlijk niet, ik zeg dat gewoon omdat ze me best wel jong leek en…”. “Denk jij dat mensen die jong zijn geen respect verdienen? Dat onze stem er niet toe doet? Dat wij niets te zeggen hebben over wat jouw generatie allemaal heeft aangericht?”.
Mijn hoofd probeert te reconstrueren hoe we van de supermarkt bij het klimaatprobleem terecht zijn gekomen. “Het kan jullie niets schelen,” foetert dochter verder. “Jullie zitten wel tien keer per jaar in een vliegtuig. En als je dan gaat vliegen, ga jij ook altijd aan de linkerkant staan op de roltrap.” “Ik sta echt nooit links,’” mompel ik zachtjes want ik zie dat ze zichzelf steeds kwader maakt. “Misschien niet,” wuift ze mijn woorden weg. “Maar je hád links kunnen gaan staan. En dan kan niemand erlangs en dat is dus ook weer zo íntens aso.” Ze pauzeert even. “En dat je dan het hele vliegtuig zou laten wachten omdat je nog ergens per se ‘lekkere koffie’ wilt halen.” De irritatie druipt van haar gezicht. “Weet je zeker dat we daarna niet ook nog een noodlanding hadden door mij?” informeer ik. Dochter negeert deze suggestie, pakt haar telefoon en zwijgt. Een paar minuten later rijden we de straat in. Ze springt de auto uit en pakt tot mijn verbazing een boodschappentas om mee naar binnen te nemen. “Mam?” “Ja?” “Zullen we zo Killing Eve verder kijken?”
Tekst: Yvanka van der Zwaan

Columniste Yvanka gedraagt zich zó aso (volgens haar dochter)
Soms kun je echt helemaal niks goed doen volgens je puber. Als je het in je hoofd haalt om ook maar iets irritants te doen, zouden ze het liefst zien dat je zo snel mogelijk op je knieën gaat en om vergiffenis vraagt. Yvanka’s dochter ergert zich mateloos, en die mening steekt ze niet onder stoelen of banken.
“Als ik jou niet zou kennen, zou ik jou echt súperirritant vinden.” Dochter zegt het zo achteloos dat het even duurt voor het tot me doordringt dat het niet om een compliment gaat. “Hoezo?” vraag ik verbaasd. Ze haalt haar schouders op. “Gewoon alles. Hoe je bent.” Terwijl ik de boodschappentassen in de kofferbak prop, probeer ik terug te halen welke tenenkrommende actie ik over het hoofd heb gezien. “Bijvoorbeeld,” somt ze op. “Net bij de kassa. Waarom zit jij op je telefoon te scrollen terwijl je moet pinnen? Dat is toch ziek gênant?” Ik probeer me mijn gedrag bij de kassa te herinneren. Oh ja, er stond niets op m’n rekening. Het scheelde niets of we hadden de bekende pieptoon gekregen maar door mijn razendsnelle overboekactie heb ik ons deze vernedering bespaard. “Íédereen moest op jou wachten,” gaat ze verder. “Iedereen. Dat is zó typisch jij.” “Maar er stond helemaal niemand achter ons!” sputter ik tegen. “En die juffrouw van de kassa zei dat ze het prima…”.“Dat ook. Dat woord, ‘juffrouw van de kassa’. Dat zeg je toch niet? Vind jij soms dat zij minder is dan jij omdat ze achter de kassa zit?”.“Eh nee,” stotter ik. “Natuurlijk niet, ik zeg dat gewoon omdat ze me best wel jong leek en…”. “Denk jij dat mensen die jong zijn geen respect verdienen? Dat onze stem er niet toe doet? Dat wij niets te zeggen hebben over wat jouw generatie allemaal heeft aangericht?”.
Mijn hoofd probeert te reconstrueren hoe we van de supermarkt bij het klimaatprobleem terecht zijn gekomen. “Het kan jullie niets schelen,” foetert dochter verder. “Jullie zitten wel tien keer per jaar in een vliegtuig. En als je dan gaat vliegen, ga jij ook altijd aan de linkerkant staan op de roltrap.” “Ik sta echt nooit links,’” mompel ik zachtjes want ik zie dat ze zichzelf steeds kwader maakt. “Misschien niet,” wuift ze mijn woorden weg. “Maar je hád links kunnen gaan staan. En dan kan niemand erlangs en dat is dus ook weer zo íntens aso.” Ze pauzeert even. “En dat je dan het hele vliegtuig zou laten wachten omdat je nog ergens per se ‘lekkere koffie’ wilt halen.” De irritatie druipt van haar gezicht. “Weet je zeker dat we daarna niet ook nog een noodlanding hadden door mij?” informeer ik. Dochter negeert deze suggestie, pakt haar telefoon en zwijgt. Een paar minuten later rijden we de straat in. Ze springt de auto uit en pakt tot mijn verbazing een boodschappentas om mee naar binnen te nemen. “Mam?” “Ja?” “Zullen we zo Killing Eve verder kijken?”
Tekst: Yvanka van der Zwaan



