Er was een tijd dat Noor hossend van kroeg naar kroeg ging en geen carnavalsminuut wilde missen. Tegenwoordig zijn het haar kinderen die voorop lopen.
Ik was dol op carnaval. Ik telde het hele jaar de dagen af. En als het dan eindelijk zover was, was het: verkleden en gaan met die banaan. En dat pilsje.
Tegenwoordig ziet carnaval er anders uit. Op de eerste dag komen de kinderen naar huis. Want hoe leuk die studentensteden ook zijn, carnaval vieren kunnen ze er niet. Dat kan alleen thuis, in ons eigen dorp, waar iedereen iedereen kent.
Ze duiken meteen in de verkleedkist. ‘Is deze kiel van jou, mam? Die mag ik wel lenen hè? En die laarzen en pruik?’ Ze tutten voor de spiegel. Zijn drie kwartier met hun haar bezig om er tot slot een knalroze pruik overheen te schuiven (schiet mij maar lek).
Er wordt een fles wijn geopend, want zonder indrinken ‘trekken we het echt niet’. Rond tien uur vertrekken ze. Een ravage van spiegels, make-up, afgekeurde carnavalskleding, schoenen, jassen en tassen achterlatend. Pieter en ik zakken uitgeput op de bank. We kijken naar een film en liggen voor twaalven in bed. In de verte horen we muziek schallen.
Terwijl het grut de roes uitslaapt, wandelen wij de volgende dag op ons gemak naar onze stamkroeg. We drinken wat, kletsen wat en wandelen weer naar huis. Om daar een grote pan stamppot te maken, want carnavalsvierders hebben een stevige bodem nodig. Er druppelen allemaal mensen de kamer in. Vrienden van vroeger, studenten die ook weleens carnaval willen vieren in het zuiden. In mijn hele huis liggen matrassen en luchtbedden, want iedereen blijft natuurlijk slapen. Ook gaat de verkleedkist weer open, want carnavalsoutfits hebben ze boven de rivieren niet.
Tegen de tijd dat iedereen de deur uit is, willen wij alleen nog een kop thee en een leuke film. Als we allang in bed liggen, komt de club weer thuis. Lawaaierig (‘Sssttt, doe nou zachtjes, die ouders slapen’) stommelen ze naar hun slaapplek. Mijn dochter stapt nog even giechelend onze slaapkamer binnen om te vertellen. Ik ruik alcohol, rook en knoflook.
Woensdagochtend vertrekt de hele meute. Met bleke toetjes stappen ze op de trein, terug naar hun studentenkot. Ons huis ziet eruit of er een bom is ontploft. De confetti komt tot Pasen tot mijn oren. We hebben zelf geen carnaval gevierd, maar even was het of ze allemaal weer thuis woonden. Heerlijk.
Lees ook: We leggen het nog 11 keer uit: zo vier je carnaval