Na dertien maanden solliciteren heeft Annelies weer een baan, maar ze vindt het vies tegenvallen omdat ze er ver voor moet reizen en geen echte collega’s heeft. En nu schaamt ze zich dood dat ze niet blij is met deze kans.
LEES OOK: Help! Mijn baas is 29 en wil met me scrummen
“Zestien maanden vergeefs solliciteren en het UWV hebben me er bijna onder gekregen. Dus ik was op van de spanning toen ik op gesprek mocht komen en de tweede ronde haalde. En gek van vreugde toen ik te horen kreeg dat ik 1 augustus kon beginnen bij de serviceafdeling van een grote webwinkel. Ik had er zin in, ik kreeg een cursus en ik ging aan het werk: eindelijk weer meedraaien, ik vond het spannend, maar ook heerlijk.
De baan is leuk, maar het valt me zwaar. Ik moet om half zes opstaan om op tijd op kantoor te zijn. Onderweg heb ik nooit een zitplaats omdat de trein is afgeladen. Als ik om acht uur binnenstap, heb ik er voor mijn gevoel al een halve dag opzitten. Als de terugreis tegenzit, ben ik pas om half zeven thuis. En dan ben ik te gaar om ook nog af te spreken, te sporten of ook nog maar iets te gaan doen, zodat mijn sociale leven volledig tot stilstand is gekomen.
Ik moet overal nee op zeggen. Het weekend heb ik hard nodig om bij te komen en het huis een beetje bij te houden. Werkloos zijn was op een andere manier stresserend en uitputtend. Maar ik besef nu pas hoe luxe de dagen waren waarop ik in alle rust naar het verpleegtehuis van mijn moeder kon om haar haren eens lekker te wassen. En hoe fijn mijn man het vond dat hij gewoon schone kleren kon pakken en kon aanschuiven. Die kent me nu als de zombie die voor tien uur naar bed wil.
Wat mijn werk ook zwaar maakt, is dat ik me zo eenzaam voel. In de banen die ik hiervoor had, had ik steeds te maken met een vaste ploeg collega’s waarmee ik leuk contact had. Nu zit ik tussen steeds wisselende mensen die er nooit lang genoeg zijn om iets mee op te bouwen. Er is ook helemaal geen betrokkenheid bij het bedrijf. De pauzes worden strak getimed, de meesten eten een boterham met hun ogen op hun smartphone. We zijn er natuurlijk niet voor de gezelligheid, maar toch – ik voel me soms zo alleen.
En ondankbaar, omdat ik nu harder moet werken voor minder geld en slechte secundaire arbeidsvoorwaarden. Het is maar goed dat ik een nuchtere dochter heb die dan ‘Welkom in 2016, mam’ zegt. Waarna ik me een verwende poes voel die het misschien wel iets te vanzelfsprekend vond, een goed salaris, ATV-dagen, negen-tot-vijf-uren en een aantrekkelijke kilometervergoeding.
Ik durf dit allemaal niet hardop te zeggen, uit angst ondankbaar te lijken. Wat ik nu doe, is altijd nog beter dan machteloos thuiszitten. Maar het is ook zwaar en ik heb totaal onderschat hoe snel je aan ruim in je tijd zitten went. Ik weet dat ik blij moet zijn dat ik op mijn leeftijd weer aan de bak ben gekomen. Maar ik ben zo moe, zo ontzettend moe. Te moe om nog blij en dankbaar te zijn. En daar haat ik mezelf om.”