Hoe ouder we worden, hoe vaker we dingen kwijtraken. Bril, tas, jas, auto, iPhone, sleutels. Echt iets om helemaal gek van te worden.
- Is het al zó laat? Ik moet de deur uit!
- Verrek, waar zijn mijn sleutels?
- Niet op tafel.
- Niet in mijn jaszak.
- Niet in het sleutelvakje in mijn tas.
- Daar heb je dan een sleutelvakje voor.
- Nu even goed nadenken. Wanneer had ik ze voor het laatst?
- Toen ik gisteravond thuiskwam met de boodschappen. In de boodschappentas!
- Nee.
- Ik zal ze toch niet in het voordeurslot hebben laten zitten?
- Daar zitten ze nu in elk geval niet.
- Misschien heeft een slimme dief ze eruit gehaald en wacht hij tot ik mijn huis verlaat zodat hij moeiteloos met mijn sleutels naar binnen kan en de boel kan leegroven.
- Ik heb de deur nog van binnenuit op slot gedraaid.
- En toen… nee, ze hangen ook niet aan het sleutelhaakje in de gang.
- Daar heb je dan een sleutelhaakje voor.
- Volgens mij had je in de jaren tachtig zo’n apparaatje, dan hoefde je alleen maar te fluiten, en dan ging je sleutelbos piepen.
- Waarom was dat toch een voorbijgaande hype? Ik zou nu een miljoen euro neertellen voor zo’n ding.
- Rustig blijven. Nadenken. Wat deed ik na de boodschappen?
- Geen idee. Groot zwart gat. Weet niet eens meer wat we gegeten hebben.
- Heb ik wel gegeten?
- Weet ik ook al niet meer.
- Wanneer is dat toch begonnen, die mist die ineens komt opzetten als je je iets simpels probeert te herinneren?
- Als een trein die net nog rustig voor je stilstond en nu steeds sneller in de verte verdwijnt. Niet meer te pakken. Weg.
- Ik weet niks meer van gisteravond.
- Ja, dat ik een opvlieger had.
- Daar heb je het al. Opvliegers wissen je geheugen. Eerst de meest recente herinneringen, en dan steeds verder.
- Tegen de tijd dat ik uit de overgang ben kan ik me alleen nog dingen uit mijn vroege kleutertijd herinneren.
- Ik weet echt niet meer waar ik nog moet zoeken.
- Ik kan gewoon nooit meer mijn huis uit.
- Voortaan alleen nog thuis werken.
- En alle boodschappen uit de webwinkel laten bezorgen.
- Kapper aan huis.
- Van die TelSell-apparaten voor de beweging.
- Zonnebankje voor de kleur.
- Ik krijg het er warm van. Nee, hè, niet weer een opvlieger.
- Glas water. IJsblokjes.
- Daar zijn de sleutels! In het vriesvak!
- Logisch.
- Nu nog even bellen dat ik later ben.
- Maar waar is mijn telefoon?
Lees ook: Miriam maakte het mee: ze raakte haar mobieltje kwijt