Wat ik het allerliefst zou willen als ik stokoud ben

-

Juliette vreest met grote vreze voor de tijd dat ze oud en stram achter haar rollator schuifelt. Daarom hoopt ze dat ze over een jaar of dertig in dat ene Spaanse dorpje woont waar louter lachende, flirtende en rode wijn drinkende bejaarden wonen. 

Zelfs in het dorp waar mijn moeder woont wordt ze bijna omvergereden als ze zich voorzichtig met haar scootmobiel op de weg begeeft. De terrassen puilen er uit met jonge, mooie mensen die met luide stem dure cocktails bestellen en serveersters schofferen, terwijl mama zachtjes een kopje koffie probeert te bestellen. Het kassameisje in de supermarkt zucht ongeduldig als mijn moeder haar pincode verkeerd intoetst. Mensen dringen met één oog op hun telefoon voor bij de bakker, als ze achter haar rollator haar eigen brood gaat kopen. Het valt me allemaal op sinds ik terug ben van vakantie.

En dan denk ik twee dingen.

Eerste gedachte: dit is mijn voorland. Ik kan nu nog zo bijdehand meekomen, maar op een dag zal ik er ook niets meer van snappen. Ik zal de steeds snellere informatiestroom niet meer kunnen bijhouden, ik zal me net als mijn moeder trager en onzekerder door de wereld begeven, en die wereld blijkt dan net zo meedogenloos en ongeduldig en niet vergevingsgezind te zijn tegenover mij. Want het aantal oudere mensen mag dan toenemen en straks groter zijn dan het aantal jongeren, aardiger voor oude mensen zie ik het er in Nederland niet op worden.

Tweede gedachte: ik wil terug. Niet terug in de tijd, maar terug naar dat ene Spaanse dorpje waar J. en ik op onze vakantie terechtkwamen toen we de drukte aan de kust waren ontvlucht en de bergen waren ingereden. Soms kwamen we een uur lang niet één tegenligger tegen. Ook geen hotelletjes, trouwens, wat ons langzaam zorgen begon te baren. Tot we dus dat dorpje binnenreden. Daar was ons hotelletje, een simpel, licht armoedig maar gezellig herbergje, gerund door een lief, stokoud Spaans echtpaar. Ze schonken een glaasje voor ons in, kookten een bord eten en gaven ons de sleutel van het hotel want zelf gingen ze nog even naar het dorpspleintje.

Daar besloten we zelf ook nog maar even heen te lopen. Onderweg haalden we het stel in; je moest een steile berghelling op, en die namen ze gezellig keuvelend stapje voor stapje, zich vastklampend aan hun wandelstokken en elkaar. Op het pleintje was het inderdaad gezellig. Daar zaten alle inwoners van het dorpje – zonder uitzondering rond de honderd jaar oud – fijn aan kleine glaasjes straffe rode wijn. Ze lachten en praatten en ik meende er zelfs een paar te zien flirten. Er waren mannen zonder tanden, vrouwen met borsten die ter hoogte van hun versleten knieën hingen, stellen die stil voor zich uit staarden, pochende mannen, giechelige vrouwen en iedereen had het leuk met elkaar. Na een poosje ging iedereen op huis aan, en dat deden ze wederom tergend langzaam, voetje voor voetje, helling op en af. Maar ze hadden de tijd. En ze hadden het fijn gehad.

Man man, wat was dat een indrukwekkend gezicht. Die vanzelfsprekendheid van het oud-zijn, want iedereen was oud – wij waren piepjonge blommen, daar. Die prachtige traagheid. Die niet-klagerige berusting in de ongemakken van het stramme lijf. Die vrolijke flirterige atmosfeer die in de lucht hing. Het geduld voor de oude ober die tergend langzaam kwam aanschuivelen en hun kleine glaasjes volschonk. Ik werd er kalm en vrolijk tegelijk van.

Dat wil ik dus ook als ik echt oud ben. Ik zit er alleen op te broeden HOE in vredesnaam. Ik kan hopen dat ik de loterij win, een groot landgoed kopen en mijn vrienden daar laat wonen zodat we samen lollig oud kunnen worden in mijn eigen reservaat. Maar waarschijnlijk ga ik die loterij niet winnen. Dus als ik fantaseer over leuk oud worden, hoef ik alleen maar aan dat Spaanse dorpje te denken. Denk maar niet dat ze dáár de loterij hadden gewonnen; die mensen zijn op een andere manier gelukkig gebleven.

Daar zijn wel wat lessen uit te trekken.

Bijvoorbeeld: ik hoef niet eeuwig jong en huppelend en springend en strak te wezen. Maar wel kalm en bedaard en lachend met een glaasje in de hand graag. En ik hoef geen dikke villa en een superluxe robot die mij een helling opduwt. Maar ik wens mezelf en mijn omgeving wel de rust en het geduld toe om al die dingen lekker langzaam te doen.

Ik hoef ook geen topcarrière en een dik pensioen. Maar ik moet wel zorgen voor veel aardige, leuke, wijze en humoristische vrienden om me heen, want uiteindelijk moet je op elkaar kunnen leunen – letterlijk en figuurlijk. En dan hoop ik verder dat iedereen zijn kinderen en kleinkinderen met deze principes opvoedt, zodat we met zijn allen komen te leven in een omgeving waarin de mensen een beetje aardig en geduldig en gul en vergevingsgezind zijn. Een wereld zonder zuchtende kassameisjes, arrogante lawaaimakers en asociale bejaardenomverrijders.

Ik ben nu 55. Als iedereen nou een beetje leuk meewerkt, ben ik over dertig jaar – deo volente – 85 en helemaal klaar om zachtjes steunend op een stok lekker op m’n gemak een heuvel op te schuifelen en er na een paar glaasjes weer zachtjes af te schuifelen. Naar een piepklein huisje. Diep tevreden. Met m’n tieten op m’n knieën.

gifgif
Juliette Berkhout
Juliette Berkhout
Juliette Berkhout (55) is laatbloeier van beroep. Ze kreeg haar eerste vriendje pas ná de middelbare school, begon pas na haar studie voorzichtig te schrijven en werd pas echt gelukkig toen ze twee weken voor haar veertigste verjaardag haar tweede man ontmoette. Heeft nu dus haast om de rest van het leven zo veel mogelijk te omarmen. Motto: het leven is te kort voor vieze diëten, de sportschool en saaie jurkjes.

RECENTE ARTIKELEN