Mysterie: waar zijn de lelijke kinderen gebleven?

-

In de klas van Juliette zat hooguit één mooi meisje. Die tijden zijn voorbij: de meisjes van nu lijken allemaal op elkaar en zijn allemaal even mooi.

De tandarts vroeg of ik wilde lachen en duwde tegen de tand naast mijn voortanden, die zich verschool achter het volgende oprukkende exemplaar. Hij keek mijn moeder aan en zei: ‘Ach. Ze hoeft toch ook geen Doris Day te worden.’ Doris Day? Wie is Doris Day? dacht ik. En verder alleen maar: gelukkig, geen beugel. Want met een beugel werd je gepest. Of met jampotglazen in je bril. Of met flaporen. Je werd niet heel erg gepest, want iedereen had wel wat. Behalve dat ene populaire meisje met die honingblonde krullen en tandpasta-glimlach. Iedereen wilde zijn zoals zij. Maar je kon er alleen maar van dromen dat je ooit zou uitgroeien van lelijk eendje tot zwaan. Voorlopig kon je beter vrede sluiten met je gebreken.

LEES OOK Echte vrouwen hebben geen sixpack 

Intussen keek ik elke dag dromerig naar het achterhoofd van de jongen vóór mij in de klas. Bij bepaald licht scheen de zon zo mooi door de tere schelpen van zijn flaporen, dat ik regelmatig werd betoverd door die warme roze gloed en de les vergat. Van voren maakten zijn oren zijn gezicht ontwapenend open – vrolijk en triest tegelijk. Ik vond hem onweerstaanbaar mooi. Had hij dat toen geweten, dan had hij misschien minder zwaar getild aan de pesterijtjes.

Later, als tiener, raakte ik die onbevangen blik kwijt en vond ik het gedrag van mijn tandarts aanmatigend: wie was hij dat hij kon bepalen of ik al dan niet recht had op de looks van een filmster? Inmiddels werd ik te groot geacht voor een beugel en alleen wat povere lapmiddelen moesten optreden tegen de oprukkende puberlelijkheid. Tandpasta beloofde een ring van zelfvertrouwen en antipuistjescrème een perzikhuidje, maar die beloften bleken loos. Natuurlijk wilden wij allen zwanen zijn, maar het was slechts weinigen gegeven.

Van de week zag ik op tv een achterneefje van mijn stille liefde. Hij zat in een klas schoolkinderen in Polen, met een grote grijns tussen zijn enorme oren. Het honingblonde meisje zat er ook, en kinderen met gebitten waar geen orthodontist nog vat op had gekregen, met jampotglazenbrillen, met slordig door moeder geknipte koppies. Een arsenaal aan gezichten zoals je ze niet meer ziet op Nederlandse schoolpleinen. Want hier worden kinderen steeds vroeger naar oren- en tandenrechtzetters gestuurd, teneinde ze de vernedering van de afwijking te besparen. Schoonheid is gedemocratiseerd en mooi zijn is een kwestie van techniek. Iedere ouder kan voorkomen dat zijn kind wordt gepest, getreiterd of genegeerd vanwege zijn of haar uiterlijk.

Vroeger streefde je in je hoofd naar een onbereikbaar filmsterrenideaal en probeerde je er intussen zo normaal mogelijk uit te zien. Dat streven naar normaliteit is niet verdwenen of verergerd, maar de normaal-norm is inmiddels wel opgekrikt naar modellen-mooi. Kleine meisjes lijnen, en hollen van de orthodontist naar de contactlenzenspecialist naar schoonheidsspecialist. Ze nemen allemaal een buitenboordbeugel op de basisschool (voordeel: je wordt niet meer gepest) en lachen hun ring van zelfvertrouwen op de middelbare school. Kinderen van nu komen uit de windtunnel. En dat is geen democratisering meer, maar dictatuur.

Ik kijk ernaar met een mengeling van jaloezie en ergernis: ja, ik kon vroeger alleen maar dromen van zo’n gelikt uiterlijk, maar met de ogen van nu zie ik de teloorgang van een heel interessant volksdeel. Als kinderen allemaal zwanen worden, zijn er geen leuke eenden meer. Eén blik in een Hollandse klas en ik realiseer me: ik had er anders uitgezien als ik 25 jaar later was grootgebracht. Had ik dat gewild? Ik kijk in de spiegel. Mijn tanden staan nog steeds een beetje schots, maar ik kan mijzelf niet voorstellen met een tandpastaglimlach. Ik moet bekennen dat ik nog steeds als een blok val voor mannen met flaporen en ik word een beetje week bij de aanblik van vooruitstekende voortanden. Maar ik ben bang dat ze zullen uitsterven. Want de techniek van het reguleren en vervlakken wordt aantrekkelijker gevonden dan het vermogen om schoonheid te ontdekken in het onvolmaakte.

Mijn enige hoop is de curve waaraan ook andere modes onderhevig zijn: na elke periode van designmeubilair krijgen we ook weer zin in de eerlijkheid van sinaasappelkistjes. 

 

gifgif
Juliette Berkhout
Juliette Berkhout
Juliette Berkhout (55) is laatbloeier van beroep. Ze kreeg haar eerste vriendje pas ná de middelbare school, begon pas na haar studie voorzichtig te schrijven en werd pas echt gelukkig toen ze twee weken voor haar veertigste verjaardag haar tweede man ontmoette. Heeft nu dus haast om de rest van het leven zo veel mogelijk te omarmen. Motto: het leven is te kort voor vieze diëten, de sportschool en saaie jurkjes.

RECENTE ARTIKELEN