Als ik hun ouders sprak, dan hoorde ik vooral zorgen. Een maakte zich zorgen of haar zoon wel uberhaupt aan een baantje kon komen, want die had nog nooit gewerkt. De andere is als de dood dat haar dochter van zeventien haar rugzak pakt en naar Zuid-Amerika afreist op het moment dat ze genoeg geld bij elkaar heeft voor een ticket. Of er worden behoorlijk wat euro’s geïnvesteerd in een tussenjaar via een instituut.
Ik sprak voor een artikel dat ik aan het schrijven was laatst met Daniëlle Vogels van het Tussenjaar Kenniscentrum en vroeg ook aan haar wat je moet doen met dit soort twijfelgevallen. Want voor je het weet zitten ze –net als die zoon van Isa Hoes– drie jaar op de bank te blowen en te gamen of verdwijnen ze voor eeuwig naar Australië om daar dive-master te worden.
Volgens Daniëlle Vogels is zo’n tussenjaar prima. Sterker, studenten die zo’n jaar hebben gehad, doen het beter in het hoger onderwijs dan wie dat niet heeft gehad. Een tussenjaar is leerzaam, want je leert werken, doorzettingsvermogen en voor jezelf zorgen. Maar er is wel wat nodig om het te doen slagen: er moet een plan zijn. Namelijk: wat ga je ondernemen om erachter te komen dat je na een jaar wel weet wat je wilt. Dat gaat namelijk niet gebeuren als je op de bank hangt, gamet en ‘misschien wel een keertje gaat werken’.
Dus, ouders, zet de puber met tussenjaar-ambities aan het werk. En als hij dat niet wil: draai gewoon de geldkraan dicht, was het advies van de tussenjaar-deskundige. Zelf je zorgverzekering betalen, de telefoon en desnoods vragen om een vergoeding voor kost en inwoning. Nee, dat is niet leuk. Maar het is wel de spreekwoordelijke schop onder hun hol.
Dit stukje verscheen eerder op Tishiergeenhotel
BLIJF OP DE HOOGTE VAN SAAR!
Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief